Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Pĕrĕo

betekenis & definitie

ĭi (zelden fvi), ĭtum, īre,

1. in ’t alg., geheel weggaan, teloorgaan, verdwijnen.
2. praegn., (van personen) omkomen, sterven, absol., Cic., naufragio, Cic., morbo, Suet., a morbo, (aan een ziekte), Nep., ex vulneribus (aan zijn wonden), Liv.; (van zaken) te gronde gaan, vooral van steden en rijken. | overdr., dodelijk verliefd zijn, amore, Verg., alqam, op iemd., Pl.; (staatkundig of burgerlijk) te gronde gaan, aan lager wal geraken, vand. perii, ik ben verloren! o wee! Ter., peream si, Ov., nisi, Caes., ik mag sterven, als (niet); (van zaken) verloren gaan, zonder gevolg blijven, ne oleum et opera philologiae nostrae perierit, Cic., en = ongebruikt voorbijgaan, auxilii perierunt tempora primi, Ov., multis actiones et res peribant, Liv.

< >