obtŭli, oblātum, offerre;
1. eig., tegemoet dragen, - brengen, (opzettelijk) tonen, aanbieden, os suum, Cic., adem strictam venientibus, Verg., poenam oculis deorum, voor de ogen der goden voltrekken, Liv.; refl., se ald = zich vertonen, verschijnen, Cic., ook = invallen, zich vanzelf voordoen, Cic., ook = tegemoet gaan, ontmoeten, Cic., en (als vijand) zich tegenoverstellen, Liv. | pass. offerri, ontmoeten, verschijnen, zich vertonen, Cic.
2. overdr. offerri, mediaal = bij iemd opkomen, Cic.; refl. se offerte = zich verzetten, Antonii sceleri, Cic. | in 't bijz., tegenover-, bloot stellen, prijsgeven, se invidiae, Cic., se pro patria ad mortem, Cic., se in discrimen, Cic.; (tegen iemd) inbrengen, crimina, Cic.; aanbieden, voorstellen, alci alqd, Liv., refl., offerte se, zich aanbieden, Cic.; bewijzen, aandoen, beneficium alci, Caes., alci mortem, Cic., incendium, Cic.; teweeg met zich brengen, speciem, Cic.