Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Nŏvo

betekenis & definitie

1. nieuw maken, vernieuwen, in zijn vorige toestand brengen, transtra, Verg., membra, verkwikken, Ov., vulnus, openscheuren, Ov., agrum cultu, vernieuwen, verjongen, Ov., agrum novare et iterare, twee- en driemaal ploegen, Cic., inqratos nulla prole viros, voortplanten, Ov. | overdr., verfrissen, verkwikken; een nieuwe (d. i. andere) vorm geven, veranderen, pugnam equestrem, Liv., alqd in legibus, Cic., res, de bestaande staatsinrichting veranderen, onlusten verwekken, Liv., omnia novare, Liv., novandi spes, op enz., Tac.; (poët.) veranderen, corpus, formam, Ov.

2. in zwang brengen, uitvinden, verba, Cic., tela, Verg.

< >