Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Nātūrālis

betekenis & definitie

1. tot de geboorte behorende, geslachts-, subst., naturalia, ĭum, n. geslachtsdelen, Iust. | in ‘t bijz., door de geboorte geworden, eigen, pater, Cic.

2. tot de natuur behorende, langs de weg van de natuur ontstaan, natuurlijk, natuur-, moles, Caes., vand. = door de natuur geschonken, natuurlijk, aangeboren, motus, Cic., bonitas, Nep.; subst., si quid naturale, forte non habeant, natuurlijke aanleg, Cic. | overeenkomstig de wetten der natuur, natuurlijk. | de natuur betreffende, quaestiones, Cic.

< >