Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Multĭplex

betekenis & definitie

plĭcis, veeldelig, -voudig,

1. eig., (van plaatsen en dgl.) veel ruimten, gangen enz. hebbende, domus, van het labyrinth, Ov., alvus, Cic.; veel kronkelingen hebbende, kronkelend, slingerend, lapsus, Cic.; uit veel lagen bestaande, lorica, Verg.; uit veel gerechten of schotels bestaande, multiplici constructae dape mensae, Cat.; (van getal) talrijk, sterk, corona, Cic. (plur. = talrijke, vele), ook = vele malen zo groot, - groter, multiplices merces, Liv., multiplex quam pro numero damnum est, Liv., subst., multiplex, plĭcis, n. het veelvoud, vele malen meer, Liv.
2. overdr., (van zaken) veelsoortig, menigvuldig, veelzijdig, rijk van inhoud, bellum, Liv., ratio disputandi, Cic., res m. ad suspiciones, rijke stof biedend tot enz., Cic. | verborum multiplices potestates, velerlei betekenissen, Cornif. rhet. | (van personen) veelzijdig; in ’t bijz., van het karakter = moeilijk te doorgronden, ook = wispelturig, onbestendig.

< >