1. sterfelijk, vergankelijk (eig. en overdr.). | subst., mortalis, is, m. sterveling, mens, vooral plur., Cic., mortale, is, n. het sterfelijke, vergankelijke, Cic.
2. praegn., aan de sterveling (mens) toekomend, aards, mensen-. | subst., mortale, is, n. het menselijke, Verg.; meer in de plur., mortalia, lum, n. het menselijke, aardse, Quint., Tac., en poët. = het menselijk lijden, het lot der mensen, Verg.
