Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Mītis

betekenis & definitie

1. eig., (van vruchten) zacht, rijp, fig. van een redenaar, Thucydides fuisset maturior et mitior, Cic.; (van de grond) zacht, los; (van het klimaat) zacht; (van water) kalm, rustig.

2. overdr.. (van levende wezens) zacht, zacht gestemd, tam, vreedzaam, absol., Cic., in alqm, Cic., alci, Ov., Liv.; poët., mitior animum, Hor. | (van toestanden enz.) mild, zacht; vand. neutr. plur. mitiora subst. = zachtere gewaarwordingen, Quint.

< >