Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Mēta

betekenis & definitie

ae, f. kegel, pyramide; vooral de spitse zuil aan het keer- en eindpunt van de Romeinse circus (fig., in flexu aetatis haesit ad metas, werd hij ongelukkig, Cic.). | vand. overdr., keerpunt, solis, Liv., metas lustrare Pachyni, het voorgebergte P. omvaren, Verg.; poët., eindpaal, einde, grens.

< >