Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Iūdĭcĭum

betekenis & definitie

ĭi, n.

1. gerechtelijk onderzoek, rechtszitting, ook m. gen. obi., iniuriarum, wegens enz., Cic., of de alqa re, Cic. | meton., proces, capitis, crimineel proces, Nep., habere, Cic., vincere, winnen, Cic.; rechtsbevoegdheid, rechterlijk ambt; gerechtsplaats, gerecht; rechter.
2. beslissing, uitspraak, oordeel, eig. van rechter, senator enz., vand. sui iudicii esse, tot hun rechtsgebied behoorde, Caes. | overdr., oordeel, mening, uitspraak, beslissing, erroris, verkeerd -, onjuist oordeel, Phaedr., supremum, laatste wil, Suet., Val. Max., en zo patris, Iust.; (individuele) mening, zienswijze; meton., oordeelskracht, oordeel, smaak; inzicht, overleg, bedachtzaamheid, iudicio, met opzet, Cic.

< >