I. indĭco (1);
1. in ’t alg., aankondigen, openbaren, verraden, bekendmaken.
2. in ’t bijz., (een misdaad) aanwijzen, aangeven, verraden, getuigenis afleggen; de prijs van een zaak bepalen (van de verkoper), fundum alci, Cic.
II. indīco, dixi, dictum (3);
1. in ’t alg., aanzeggen, aankondigen, bepalen, openlijk bekend maken; vand. ook = doen bijeen komen, oproepen.
2. in ’t bijz., (een levering) aanzeggen, opleggen.