ūs, m.
1. schrede, tred, pleno gradu, in snelle pas, Liv.; overdr., schrede, stap, primus gradus imperii foetus est, de eerste schrede ter uitbreiding onzer heerschappij, Cic., gradum fecit ad censuram, is terstond censor geworden, Liv., ook = nadering, mortis, Hor. | praegn., (van een kampvechter) stand; fig., stand, positie.
2. meton., trede, sport (van een ladder); in ‘t bijz., plur. = de trapsgewijze opklimmende rijen van zitplaatsen in amphitheaters enz. | overdr., trap, graad, rang.