cēpi, ceptum (3);
I. ergens uitnemen, -trekken. | overdr., bevrijden, alqm servitute, Liv.; uitzonderen, een uitzondering maken voor, ook m. volgend quominus of ne, Cic.; de beperking of voorwaarde maken, m. volgend ut of ne, Cic.
II. opvangen
a. (zaken) opvangen, sanguinem paterā, Cic.; steunen, ondersteunen, corpus clipeo, Curt., corpus poplitibus exceptum, rustend op enz., Curt.; (met het gehoor) opvangen, af-, beluisteren, luisteren naar; (met of in het lichaam) krijgen, vulnera, Cic., tela, Cic., impetum hostium, verduren, Caes., en overdr. = verkrijgen, op zich nemen, laudem ex alqa re, Cic., rem publicam, de verdediging van de staat, Liv.
b. (levende wezens) opvangen, inclinantem, Cic., se pedibus of in pedibus, op zijn voeten terecht komen, Curt., Liv. | vangen, gevangennemen; overdr., najagen, zich zoeken meester te maken van.
III. ontvangen, opnemen
a. eig., (levende wezens) ontvangen, alqm clamore, Cic., of plausu, Verg. | opnemen = herbergen, gastvrijheid verlenen; overdr., wachten, te wachten staan, overkomen. | (vijandig) ontvangen, overvallen, en vand. praegn. = treffen, doden.
b. overdr., (met het gehoor) op nemen = vernemen; (met het oordeel) zo of zo opnemen, opvatten, uitleggen. | (in volgorde of tijd) volgen, hunc excipit Labienus, Caes., ook absol., turbulentior inde annus excepit, Liv.; voortzetten, vervolgen, proelium dubium, Liv., memoriam viri, Cic. | (van plaats) ergens heen gericht zijn of liggen, porticus excipit Arcton, ligt op het noorden, Hor.