Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Dŭplĭco

betekenis & definitie

(1);

1. eig., dubbel vouwen, krommen; in tweeën splitsen; (woorden) samenstellen.
2. overdr., verdubbelen; (woorden) tweemaal zetten, onmiddellijk herhalen. | tweemaal zo lang (ver) maken, verdubbelen, iter eius diei, Caes.; overdr., verdubbelen, vermeerderen, verhogen.

< >