ōnis, f.
1. eig., het zeggen, uitspreken, voordracht, causae, verantwoording, verdediging, Cic., multae, bepaling, vaststelling, Cic. | meton., uitspraak (van een orakel); onderhoud, gesprek.
2. in ’t bijz., het houden van redevoeringen, het oratorische voordragen. | meton., rede, voordracht.