Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Dictĭto

betekenis & definitie

(1), voortdurend -, altijd weer zeggen, altijd in de mond hebben, dikwijls uiten, voortdurend beweren, - noemen, male dictitatur tibi, men spreekt kwaad van u, Pl., ut dictitabat, Caes., alqd,. Liv., Catilinam Massiliam ire, Cic., alqm sanum recteque valentem, voortdurend noemen, - prijzen als enz., Hor., Octaviam sterilem, uitgeven voor, Tac. | in 't bijz., causas, processen plegen te voeren, advocaat zijn, Cic.

< >