Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 20-02-2022

Dĕcembĕr

betekenis & definitie

bris, bre, abl. bri, tot tien behorende, December-,

1. mensis Dĕcembĕr, de tiende, later (evenals bij ons) de twaalfde maand van het jaar, December; ook subst. enkel Dĕcember, bris, m., Ov., ook mensis December, de maand December, Ov.; ter aanduiding van het jaar, hic tertius December, ex quo etc., Hor.
2. tot de maand December behorende, van December, b.v. kalendae Decembres, de 1ste December, Cic., libertate Decembri, met December-vrijheid (= de losbandigheid der Saturnaliën), Hor.

< >