tĭnŭi. tentum (2),
I. bijeenhouden,
a. (verbindend) vast ineenhouden, eig., gewl. pass. contineri, ineengehouden worden = ineenblijven, vastblijven, quum agger altiore aquā contineri non posset, Caes.; overdr., in stand (in gang) houden, handhaven, haec, quae vitam continent omnem, Cic. | (ongescheiden) bijeenhouden, manipulos, Caes. | in ’t alg., in verbinding brengen, verbinden, quod oppidum Genabum pons fluminis Ligeris continebat, met de tegenovergestelde oever verbond, Caes., omnium legionum hiberna milibus passuum centum continebantur, stonden over een uitgestrektheid van 100,000 schreden met elkaar in verbinding, Caes.; overdr., contineri alqa re, door iets verbonden zijn, Cic.
b. (omgevend, omsluitend) = omsloten, ingesloten houden, omsluiten, in het pass. van plaatsen = omsloten -, ingesloten worden; (vijandelijk) omsloten -, ingesloten houden, gevangen houden, ook = omsingeld houden. | bevatten, in zich dragen of hebben, calor, qui aquis continetur, welke het water bevat, Cic.; overdr., diei brevitas conviviis, noctis longitudo stupris et flagitiis continebatur, werd ingenomen door enz., Cic., verder = het wezen (ener zaak) uitmaken, de wezenlijke inhoud -, het hoofdpunt (de hoofdzaak) zijn (van of bij iets), quod rem continet, quae rem continent, datgene, waarop het aankomt, het wezenlijke, Cic., pass. contineri alqa re of in alqa re = in of onder iets begrepen zijn, in iets bestaan, zich om iets draaien, Cic., ook van personen = deel aan iets hebben, bij iets betrokken zijn, Cic.
II. houden,
a. vasthouden, in zijn toestand of stand houden. | (het ontvangene) behouden.
b. ergens houden, in ’t alg., ergens laten blijven, noodzaken zich ergens op te houden, binnenhouden, houden, milites sub pellibus, Caes., deos parietibus inclusos, Cic., dikwijls se continere, en passief contineri, zich houden, - ophouden, - binnenhouden, se suo loco (stelling), Caes., contineri tecto ac parietibus, Cic., fig., se suarum rerum finibus, Cic., ook absol., acies ad solis occasum continentur, blijft men in slagorde staan, Caes.; overdr., (iemd bij een werkzaamheid, in een toestand) laten blijven, (in of bij iets) houden, se in secundo gradu, zich vergenoegen met enz., Curt., Belgas in officio (gehoorzaamheid), Caes. | praegn., (iemd) binnenhouden = noodzaken in huis te blijven, Verg., en se continere = zich binnen (in huis of in de legerplaats) houden, Suet., Iust., en verder (iets) binnenhouden = niet mededelen, deels (iets, dat geschreven is) niet uitleveren of overgeven, deels (iets, dat men weet) voor zich houden. | ergens in bewaring houden, bewaren.
c. in-, tegenhouden, vocem, de mond houden, Cic., linguam, in toom houden, Cic. | overdr., afhouden, suos a proelio, Caes., contineo me ab exemplis, onthoud mij, Cic.; in toom -, binnen de perken houden, gehoorzaam of trouw doen blijven, omnem regionem, Caes., exercitum (van de veldheer), Cic., aequitate animi plebem, tevreden houden, Caes.; moreel in toom houden, beteugelen, matigen, en refl. continere se of pass. contineri mediaal = zich inhouden, zich matigen, Cic.