Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Arcŭs

betekenis & definitie

(oude vorm arquŭs), ūs, m. boog, overdr., arcus Haemonii, de Schutter, als sterrenbeeld, Ov.; regenboog, Cic., a. pluvius, Hor.; boogvormig gewelf, triumfboog, ereboog. | overdr., elke boogvormige kromming of welving (van een slang, van een zeeboezem of haven, van de rugleuning van een stoel); in 't bijz., cirkelboog, vand. quinque arcus, de vijf parallelcirkels, die de aardgordels begrenzen.

< >