Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Ango

betekenis & definitie

anxi (3), samensnoeren, -drukken, vooral de keel = worgen; en in ’t alg., benauwd maken, benauwdheid veroorzaken. | overdr., iemd. bang maken, beangstigen, verontrusten; in het pass., angi animo en animi, gewl. alleen angi, zich beangstigen, verontrust worden, zich benauwd, beklemd gevoelen, gedrukt zijn, Cic.

< >