Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Aggĕr

betekenis & definitie

ĕris, m.

1. het materiaal voor het opwerpen van een hoogte of dam (wal), puin, aarde; poët., moliri aggere tecta, bouwen en met een wal versterken, Verg.
2. overdr., schans, aarden wal, agger Tarquinii of alleen agger, de verdedigingswal aan de oostzijde van Rome, later een wandelplaats, vand. poët. = stadswal, -muur in ’t alg., aggeres murorum, Verg. | in 't alg., elke wal of dam, b.v. akkerwal (om akkers), havendam, kade, rivierdijk, vand. bij dichters ook = glooiing van de oever, en verder = oever; straat-, dijkweg, plaveisel van een weg. | poët., elke soort verhoging van de bodem, hoogte, verhevenheid, als: spreekgestoelte (suggestus); grafheuvel; houtmijt = brandstapel; hoogten der bergen, aggeres Alpini, Verg.; elke hoop of stapel, agger armorum, Tac.

< >