(van Lat. spiritus, geest)
(1), wijsgerige richting, die het geestelijke als het diepste wezen der werkelijkheid en de zintuiglijk waarneembare wereld slechts als verschijningswijze hiervan beschouwt. voorn. vertegenwoordigers: Plato, Plotinos, Leibniz, Maine de Biran, Ravaisson, OlléLaprune;
(2) godsdienstige stroming, die zich op een onmiddellijke betrekking tussen God en mens beroept: kerk, dogma en Bijbel hebben hoogstens secundaire betekenis; Christus wordt tot zedelijk voorbeeld. Alle nadruk valt hier op de directe werking van de Geest. Het S. omvat overigens zeer uiteenlopende godsdienstige groepen en personen, komt o.m. voor bij Wederdopers, verschillende mystieken, Zwickauer-profeten, Schwenkfeldianen en Quakers, doch vertoont zich ook in allerlei opvattingen en stromingen van de nieuwere en jongste tijd.