DE PREHISTORIE VAN EUROPA: DE OUDE STEENTIJD: SCHILDERINGEN
De grotten uit de oude steentijd zijn soms reeds gedurende de ijstijd door aardverschuivingen of dergelijke afgesloten. Daardoor ontkwamen ze aan de verwoestende uitwerking van atmosferische invloeden, alsmede aan beschadiging door mensehand. Binnenin die grotten bleven de oudste monumenten van de schilderkunst in stralende schoonheid bewaard. Ook de toegepaste techniek heeft daartoe belangrijk bijgedragen; zij bediende zich immers van natuurlijke, niet aan verandering onderhevige verfstoffen.
We kennen ongeveer tweehonderd grotten met schilderingen, voornamelijk in Zuid-Frankrijk en Noord-Spanje; die van Lascaux in Dordogne (het ’paradijs van de oermens’) en die van Altamira (in de noordspaanse provincie Santander) zijn verreweg de belangrijkste. De grot van Altamira was reeds in 1868 ontdekt, maar tientallen jaren werd haar betekenis niet beseft; men zag haar als een brutale vervalsing. De grot van Lascaux is door de uitzonderlijk goede staat, waarin de schilderingen bewaard zijn gebleven, zelfs nog imponerender dan die van Altamira; ’de Sixtijnse Kapel van de IJstijd heeft men haar met enige overdrijving genoemd.
Haar ontdekking is te danken aan een spelend kind. In bijna alle grotten liggen verscheidene schilderlagen over elkaar heen, zodat de stilistische ontwikkeling duidelijk is te volgen. Drie fasen zijn te onderkennen, niet scherp van elkander te scheiden, eerder in elkaar overgaand. De weergave van een dier door alleen maar simpele contouren in zwarte of rode verf kan het begin of het einde van een ontwikkeling zijn, als de meest primitieve of de meest vergeestelijkte expressie. Een andere groep streeft reeds naar plastische effecten. De lichamen zijn volkomen silhouetmatig opgezet. Van tekening binnen de lichaamsvlakken wordt afgezien, maar de omhoogkomende lichaamsdelen zijn uit het eenkleurige vlak gekrabd en geven op natuurgetrouwe manier het strijklicht weer, dat op het voorbeeld deze delen lichter doet schijnen dan de in de schaduw liggende.
Absolute natuurgetrouwheid, ook in kleur, bereiken de meerkleurige schilderingen, die slechts in enkele grotten aangetroffen worden. De beide belangrijke vindplaatsen wijken op essentiële punten van elkaar af. In Altamira stond als schildervlak de donkergrijze grotwand ter beschikking, die de kracht van de kleuren brak; daardoor doen de gangbare reproducties op een ondergrond van licht papier veel feller aan dan de originelen in de grot. Op enkele uitzonderingen na is de bison hier het motief der schilderingen. Onder de voorstellingen bevinden zich enkele imponerende pronkstukken, bijvoorbeeld het dier, dat klaar staat voor het gevecht, of dat met ingetrokken poten op de grond ligt. Een door een speer dodelijk getroffen stier heft zich met zijn laatste kracht nog op. Kostelijk van levendigheid is het beeld van een pissend kalf. (Dit komt slechts éénmaal voor). Op deze schilderingen zijn de beide hoofdkleuren, zwart en rood, niet zomaar naast elkaar gebruikt, maar met elkaar gemengd tot een rijke scala van tussentonen. Anders is Lascaux. Hier bood de natuur een ideaal schildervlak in een deklaag van geelwitte kalkdruipsteen op de wand- en plafondvlakken; tegen deze ondergrond contrasteren de schilderingen sterk. Niettemin zijn ze lang zo veelkleurig niet als die van Altamira; van kleurmengingen is in Lascaux niet met de superieure vaardigheid van Altamira gebruik gemaakt. Maar even imposant is het naturalisme van de dierafbeeldingen.
Hoofdmotief is hier het wilde paard met zijn karakteristieke trekken en het reuzenhert, welks machtige koptooi blijkbaar indruk heeft gemaakt op de kunstenaar en hem tot liefdevolle weergave heeft geïnspireerd. Een meesterwerk van gelijke waarde als de beste schilderingen van Altamira is de afbeelding van een bison met door een speer doorboorde flank, waaruit de ingewanden bloedrood te voorschijn komen; niettemin heft hij de machtige kop nog trots ten aanval.
Evenals de plastiek doorlopen de teken- en schilderwerken alle fasen van vergeestelijking, van absoluut naturalisme af tot volledige oplossing der natuurvormen in stilering en schematisering; soms in die mate, dat de weg der ontwikkeling voor ons niet meer is te volgen. Boven de ingang van de grot bij La Pasiega in Noord-Spanje bevindt zich een groep symbolische tekens, waaronder twee menselijke voetzolen - de zogenaamde inscriptie van Pasiega; waarschijnlijk moet zij de niet-ingewijde de toegang tot de cultusgrot beletten. Het menselijk lichaam doorloopt ook weer alle graden der geometrisering tot aan het conventionele teken. Hier staan wij aan de wieg van het schrift. Bij bepaalde figuren is de herkomst van de naturalistische afbeelding tot het laatst toe te herkennen. Andere moeten van het begin af symbolen zijn geweest, bijvoorbeeld de zogenaamde tectiformen. De deskundigen zijn het er niet over eens, of daarin afbeeldingen van hutten moeten worden gezien, dan wel van wildvallen, hekken, enz.
door Prof. Dr. Fr. Behn.