OVERIGE OUD-AMERIKAANSE KUNST: HET ANDESGEBIED: ARCHITECTUUR: TIAHUANACO
De streek van Tiahuanaco, in de nabijheid van het Titicacameer in Bolivia, legt de laatste cultuurperiode bloot, die van de Inca’s, maar bovendien verscheidene andere culturen. De aanduiding ’klassiek Tiahuanaco’ (850-1100 na Chr.) wordt gebruikt voor een architectuur die zuilen en blokken uit lava toepast en koperen klampen om het metselwerk bijeen te houden. Er volgde een tijd van decadentie waarin stenen gebruikt werden uit andere gebouwen. Van de ruïnen van Tiahuanaco is het meest opvallend en artistiek het belangrijkst een grote monoliet, die de ’zonnepoort’ wordt genoemd; hij is afkomstig uit de jaren 600-900. De zonnepoort is gehouwen uit één enkel stuk van een buitengewoon hard trachiet en met de jaren werd hij donkerder. De steen is 2 m hoog, 4 m breed en 45 cm dik. Een fraai reliëf versiert het bovendeel; de onderwand is glad op twee nissen na. De hoofdfiguur van het bewerkte deel is geïdentificeerd als Viracocha, de scheppergod. Hij draagt een rijkversierde tunica en een gordel die versierd is met poemakoppen. Een aantal symbolen, die delen zouden kunnen zijn van een masker, is ingegraveerd in zijn gezicht. Hij houdt twee gestileerde pendantstukken in zijn handen; een daarvan schijnt een speerschacht te zijn, het andere een koker met twee werpspiesen. De god staat op een terrasvormig platform, omgeven door achtenveertig kleinere figuren; slangekoppen kronkelen aan zijn voeten. De kleinere figuren zijn mannen met vleugels, die staven of speren dragen en (in de middenrij) geper-
sonifieerde vogels met mantels.
De Tiahuanacostijl wordt gekenmerkt door tekeningen met rechte hoeken, die vaak kubische effecten oproepen; de compositie lijkt belangrijker dan de werkelijkheidsweergave. Deze stijl drong binnen in bepaalde kustculturen, maar hij is daar duidelijk als import te herkennen. De ’chulpa’s’ of bijzettingstorens uit deze cultuur komen voor in een omvangrijk gebied, van de streek rondom La Paz tot de omgeving van Lima. De zede van bijzettingstorens wijst op verering der doden in de tijd vóór de Inca’s; de heersersfiguren, wier stoffelijke overblijfselen de chulpa’s eenmaal bevatten, leven voort in vele sagen. De bouwsels zijn doorgaans van rechthoekige, maar dikwijls ook van ronde vorm; ze werden opgetrokken uit steenblokken, die zonder mortel werden gevoegd. Enkele van de ronde torens hebben een doorsnede van 4.8 en een hoogte van 11.8 m. Een lage nauwe ingang leidt binnen in een gewelfde kamer, waar menselijke stoffelijke overblijfselen en aardewerkscherven zijn gevonden. De meeste van de chulpa’s zijn in de loop der eeuwen geplunderd.