KUNST VAN DE NEGENTIENDE EEUW:
DE ARCHITECTUUR 1848-1906: BELGIË, NEDERLAND, HONGARIJE
Het Duitse keizerrijk bleek niet bij machte zijn jonge glorie waardig te representeren, niet eens met de kostbaarste middelen; in België echter bracht de neo-Barok althans één typisch en dominerend bouwwerk tot stand; Poelaerts Paleis van Justitie in Brussel. Op een hoog plateau gelegen is het al van ver af zichtbaar; het prijkt met een onbekommerde opeenhoping van kolossale ordeningen, maar het geeft toch ook begrip te zien voor de manier waarop de massa’s plastisch kunnen worden ontbonden. Nog voor de afscheiding van Nederland (1830) was in Gent het universiteitsgebouw tot stand gekomen (architect; Lodewijk Roelandt (1786-1861).
De belangrijkste bouwwerken in Nederland zijn in deze periode diie van P. J. H. Cuypers (1827-1921): het Rijksmuseum en het Centraal Station, de Vondelkerk en de Willibrorduskerk in Amsterdam, de St. Lambertuskerk in Veghel en het kasteel Haarzuylen, alle in neogotische trant. Door zijn vele restauraties van middeleeuwse kerkgebouwen is Cuypers in de Nederlandse architectuur een bouwmeester die kan worden vergeleken met de Fransman Viollet-le-Duc, wiens leerling hij trouwens is geweest. Ook zelf had Cuypers leerlingen, die kerken bouwden in zijn neo-gotische stijl. O.a. ziekenhuizen, stations, postkantoren, werden gebouwd door W. N. Rosé en C. Outshoorn (1810-1875).
Over het algemeen hebben de regeringsgebouwen, die in Europa tijdens de constitutionele aera werden gebouwd, geen stedebouwkundige allure. Een uitzondering vormden de bouwwerken langs de Donau-oever in Budapest. Vóór de woelingen van 1848 domineerde in de Budapestse staatsgebouwen nog een eenvoudig Klassicisme, bijvoorbeeld in M. Pollacks oude Nationale Museum. Zelfs de beroemde kettingbrug, die merkwaardigerwijze door een Engelsman, Ad. Clark, in 1839 en volgende jaren over de Donau werd gebouwd, bediende zich van klassicistische poorten. Na de emancipatie van Hongarije zocht men het in het destijds algemeen eebruikelijke eclecticisme. Het vroeger zo beroemde Parlementsgebouw van I. Steindl (1883 en volgende jaren) wordt tegenwoordig altijd als navolging gezien van de nco-Gotiek en het Londense parlementsgebouw. De bouwwerken van M. Ybl († 1891) zijn als het ware een illustratie van de situatie van de Europese bouwkunst: moderne ingrepen in het Koninklijk Slot van Buda in de meest uiteenlopende stijlen. De Opera, naast de Parijse Grand-Opéra in die tijd het meest moderne operagebouw, zwenkt tussen Renaissance- en Barok-reminiscenties. Het blijkt, hier zoals overal, dat de geeroeide traditie is teloor gegaan. Ziedaar de tragedie van de negentiende-eeuwse architectuur.
door Dr. H. Tintelnot.