Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

midden Byzantium - midden—Byzantische kunst – mozaïkschilderkunst - voorstellingen

betekenis & definitie

DE MIDDEN-BYZANTIJNSE KUNST:

DE MONUMENTALE MOZAÏKSCHILDERKUNST: VERSIERINGSREPERTOIRE, RUIMTEWERKING, HIËRATISERING EN HIËRARCHISERING

Een neerslag van de nieuwe na-ikonoklastische monumentale schilderkunst in Byzantium vormt het streng hiërarchisch gecon¬cipieerde, midden-Byzantijnse versieringssysteem, dat volgens onwrikbare christologisch-dogmatische principes is opgebouwd. Het is helaas in geen enkel kerkgebouw uit de hoofdstad bewaard gebleven, maar uit beschrijvingen van de Nea van Basilius I kunnen we opmaken, dat het zich hier ontwikkeld heeft en dat de Nea het uitgangspunt heeft gevormd voor dit nieuwe versie- ringssysteem.

Volgens de beschrijvingen moet hier voor de eerste maal in de midden-Byzantijnse schilderkunst de streng hiërarchisch geordende Pantokratorcyclus zijn uitgevoerd. In het koepelrond was Christus als wereldheerser voorgesteld, omgeven door een schare dienende engelen. De apsis werd ingenomen door de Moeder Gods, als Orante weergegeven, terwijl de overige wanden waarschijnlijk versierd waren met een koor van apostelen, profeten, patriarchen en martelaars. Nadere gegevens betreffende de verdeling van de afzonderlijke voorstellingen over het kerkinterieur ontbreken. Helaas bieden de overpleisterde en door Salzenberg nagetekende voorstellingen in de Hagia Sophia in Constantinopel onvoldoende houvast voor de reconstructie van het gehele versieringssysteem, dat vernieuwd werd onder Basilius I en II; het lijkt voor de hand liggend, dat het heeft overeengestemd met het nieuwe repertoire uit de Nea. Men is aangewezen op drie versieringsrepertoires uit de provincies, die als enige overblijfselen van de nieuwe monumentale midden-Byzantijnse schilderkunst bewaard zijn gebleven. Het zijn die uit het Katholikon in Hosios Lukas in Boeotië uit de eerste decenniën van de elfde eeuw, de helaas sterk beschadigde schilderingen van de Nea Moni op Chios (omstreeks 1056) en de versiering van de kloosterkerk van Daphni uit het einde der elfde eeuw.

Al deze versieringssystemen hebben met elkaar gemeen, dat de gehele versiering beheerst wordt door het centrale koepelbeeld van Christus, de Pantokrator, door aartsengelen of profeten omgeven (niet bewaard gebleven maar vermeld in Hosios Lukas en Nea Moni). Verder worden in alle drie de kerken de feesten voorgesteld, in de zone onder de koepel, in de trompen, aan de wanden van de conchae, of aan de wanden van de omgangen (Daphni), terwijl de Moeder Gods in de hoofdapsis wordt uit¬gebeeld. Een reeks van taferelen uit het Nieuwe Testament wordt in de omgangen uitgebeeld (gedeeltelijk als voortzetting van de feesten); overigens zijn het heiligen, martelaren, kluizenaars, asceten en heilige monniken, die de gewelven, wanden en pijlers van het hoofdschip, de nevenapsiden en de voorhallen bevolken. Een uitzondering vormt de voorstelling van de uitstorting van de Heilige Geest, die zich bevindt in de kalot (eig. bolkap; dakkoepel) van de altaarruimte van het Katholikon van Hosios Lukas. Op de draagboog van de kalot in Hosios Lukas, op de wanden van de altaarruimte in Daphni en in de nevenapsiden van de Nea Moni op Chios zijn de aartsengelen Michael en Gabriël voorgesteld.

In Daphni zijn de beide aartsengelen verbon¬den met de voorstelling van de lege troon (hetoimasia tou tronou). Tenslotte was er de volgende verdeling van de twaalf feesten: in Hosios Lukas oorspronkelijk vier feestvoorstellingen in de koe¬pelruimte (de Annunciatie - de Geboorte ontbreekt - de Voorstelling in de tempel en de Doop van Christus), twee in de voorhal (Kruisiging en Opstanding). Op Chios zijn acht feesten in de koepelruimte voorgesteld (Annunciatie, Geboorte, Voorstelling in de tempel, Doop, Verheerlijking, Kruisiging, Kruisafname, Opstanding) en zes in de voorhal (Opwekking van Lazarus, Hemelvaart, Intocht in Jeruzalem, Uitstorting van de Heilige Geest, Voetwassing en Gevangenneming van Christus). In Daphni vin den we twaalf voorstellingen in de koepelruimte (Annunciatie Geboorte, Doop, Verheerlijking, Aanbidding der Wijzen, Opstanding, de Ongelovige Thomas, de Voorstelling in de tempel, de Geboorte van Maria, de Kruisiging, de Intocht in Jeruzalem en de Opwekking van Lazarus) en zes taferelen in de voorhal (het Laatste Avondmaal, de Voetwassing, het Verraad van Judas, de Voorstelling van de Maagd, Zegening der priesters, Geboorte van Joachim en Anna).

Hieruit volgt ten eerste, dat slechts bepaalde belangrijke feesten herhaaldelijk voorkomen en dat bij de andere voorstellingen een verschillende keuze werd gedaan; ten tweede dat het aantal voorstellingen uit de christologische cyclus toeneemt, van Hosios Lukas over Nea Moni naar Daphni. De sterkste concentratie van de feestcyclus is te vinden in de Nea Moni. Hier zijn in vier tegenover elkaar gelegen conchae de voornaamste taferelen uit het leven van Christus voorgesteld; in de hoofdas de Geboorte en Kruisiging, in de dwarsas de Doop en de Opstanding. Zulk een thematische concentratie van de christologische cyclus zou kunnen wijzen op een sterke afhankelijkheid van de Byzantijnse hoofdstad.

De inhoud van het voorstellingsrepertoire en het voorstellings- repertoire als zodanig komen voort uit de diepe lagen van de Byzantijnse religieus-geestelijke voorstellingenwereld. Aan het repertoire liggen de volgende voorstellingen ten grondslag; de idee van de kosmisch-universele heerschappij van Christus, het streng hiërarchische ordeningsprincipe, dat in rangordeningen en emanaties van de hoogste goddelijk-bovenaardse sfeer naar de aarde afdaalt, een gesublimeerde hiëratiek, die zich meester maakt van de voorgestelde goddelijke Personen en tenslotte het streng-dogmatische begrip, dat de cyclus tot een gesloten geheel maakt en hem dienovereenkomstig over de kerkruimte verdeelt. De idee van de kosmisch-universele heerschappij van Christus wordt gepersonifieerd door de voorstelling van de Pantokrator. Hij is Christus en God de Vader in één Persoon, volgens Byzan¬tijnse opvatting in ideële wezenseenheid (homousia) voorgesteld. In Hem culmineert het hoogste principe van de ondergeschiktheid van de kosmos onder zijn heerschappij. Vandaar dat Hij de hoogste plaats inneemt van de versiering: de koepel.

Kolossaal, streng en somber als Hij er uit ziet herinnert de Pantokrator aan een keizerbuste, die in het picturale is omgezet. De trekken van de Christus uit de kloosterkerk van Daphni lijken op die van de Zeus van Otricoli in het Vaticaan. Onbegrensde macht en ’majesteitelijke alomtegenwoordigheid’ spreken uit de voorstelling, die aandoet als een projectie van de Byzantijnse autocratie in de goddelijke sfeer. Dat de hoogste sfeer werkelijk wordt beschouwd als een heerschappij bewijzen de in hofkleding uitgebeelde engelen, die de insignia houden van de wereldlijke macht, wereldbol en rhipidia (liturgische waaiers). Ook de gehele ronding van het koepelgewelf is in het bovenaardse geprojecteerd. De onbegrensde oneindigheid en heerlijkheid van de hemelruimte worden gesuggereerd door de gouden achtergrond; dat de kosmos als een bol in zichzelf rust wordt aan¬gegeven door de koepel. Een rustend middelpunt van de boven-aardse macht vormt Christus-Pantokrator.

De kosmische alheerschappij van Christus beperkt zich echter niet tot de bovenste sfeer. In strenge hiërarchische rangorde worden de ordeningen weergegeven, die onder hem staan. Hier zijn invloeden aanwezig van de ’hemelse hiërarchie’ van Dionysius Areopagita, die onder de invloed van de Neo-platonische emana- tieleer een strenge hiërarchische ordening heeft uitgewerkt van de hoogste goddelijke sfeer, met haar hemelse engelenhiërarchieën, naar steeds lagere ordeningen, die via de kerkelijke hiërarchie reiken tot aan de laatste onderste orde van de eenvou¬dige monniken. In het genoemde klassieke versieringssysteem van de midden- Byzantijnse kerken spiegelt zich heel duidelijk af de rangordening van de hemelse en kerkelijke hiërarchie. Van de ’heerlijkheid des hemels’ via de engelenhiërarchieën, profeten en evangelisten van de koepel, de tronende Maria (Panachrantos) of de staande Maria van de apsis gaat de weg afdalend naar de grote feesten van het jaar, die zich onder de koepel bevinden of op de zijwanden van de omgangen, en het eindpunt vormen de heilige martelaren, de kerkvaders, asceten en monniken.

Een beslissende functie hebben de feestvoorstellingen, die zich bevinden onder de ’hemelse hiërarchie’. Ze zijn gerangschikt volgens de feesten van het kalenderjaar. Met de wereldkringloop van de kosmische ordening correspondeert hier het verloop van de tijd binnen het kerkelijk jaar. Het is een ritmische cirkelbewe¬ging, die zowel de hemelse als de kerkelijke hiërarchie omvat en die door haar gesloten verloop en de daarbij passende koepelvorm een zekere onwrikbaarheid heeft. Daarin komt tot expressie de alomvattende almacht van de orthodoxie, zoals die na de beelden¬strijd klassiek is geworden: een orthodoxie die onwrikbaar is ge¬constitueerd en dogmatisch gefundeerd.

De feestvoorstellingen omvatten de belangrijkste gebeurtenissen uit het leven van Christus. Deze voorstellingen worden gebracht in een geconcentreerde vorm en wel als op zichzelf staande monumentale uitbeeldingen. Nieuw in vergelijking met de voor- ikonoklastische schilderkunst is het afzien van de continuerend verhalende stijl. Het historische is verdrongen door het dogmatische. Het zinnelijke genoegen aan het vertellen, zo veelbetekenend voor de gehele kunst van het Westen, moest plaats maken voor een cerebraal-dogmatische, abstracte inkleding. Het duide¬lijkst manifesteert zich deze streng cerebraal-dogmatische opvatting in de versiering van de Nea Moni op Chios. Veelbetekenend is ook de keuze van de thema’s. Lijdenstaferelen worden tot een minimum beperkt (Kruisiging, Kruisafname). Daarentegen ne¬men Geboorte, Doop, Kruisiging en Opstanding een grote plaats in (Nea Moni) naast de Annunciatie en de Voorstelling in de tempel (Hosios Lukas). In de nadruk op kruisiging en opstanding kan een neerslag worden gezien van de mystiek-dogmatische leer van de patriarch Germanos (715-730), een voorstander van de beelden, die de kerk de belichaming heeft genoemd van de kruisiging en opstanding.

De projectie van de goddelijke figuren in het bovenaardse heeft de ideële boventijdelijke antikwiserende figurenstijl bevorderd en eveneens de hiëratisering van de voorstellingen. De voorstellingen van de feesten zijn anthropocentrisch; de gehele natuurlijke omgeving is echter tot op de allernoodzakelijkste aanduidingen na verdrongen door de gouden achtergrond, die de oneindigheid van de bovenaardse ruimte symboliseert. Steeds heeft men de indruk, dat de figuren staan of zich bewegen op een smalle strook grond aan de rand van de zichtbare wereld (Hosios- Lukas: Annunciatie, Doop, Voetwassing). De hiëratisering richt zich allereerst op de afzonderlijke figuur. Deze is onbeweeglijk en frontaal voorgesteld in een houding die op de beschouwer is gericht. Vooral het onbewogen hoofd en de recht op de beschouwer gerichte ogen doen hiëratisch aan. Plechtstatigheid en distantiëring drukken zich daarin uit, maar ook een tot dusver niet bereikte concentratie op het geestelijke. Iedere fysieke beweging wordt tot een minimum beperkt, want zij zou kunnen afvoeren van de pneumatische vervuldheid. Dit vervuld zijn is niet op een individueel doel gericht; evenals de gouden achtergrond streeft het naar het bovenindividuele, het bovenmenselijk-eeuwige.

door Prof. Dr. W. Sas-Zaloziecky.

< >