DE MIDDEN-BYZANTIJNSE KUNST:
BYZANTIJNSE BOUWKUNST IN GRIEKENLAND
De midden-Byzantijnse kruiskoepelkerk speelt in Griekenland een dominerende rol. Ze bepaalt het karakter voor een aantal gebieden: vooral Attica, Boeotië, Thessalië, Epirus, de Pelopon- nesos, Lakonië, Argolis, Messenië, Arcadië en Elis. Het hoofd¬stedelijke type van de kruiskoepelkerk met zuilensteunen dringt allereerst door in de belangrijkste hoofdsteden van Griekenland: Athene en Saloniki; ook keizerlijke bouwwerken vertonen het, zoals Hosios Lukas en Stiris. Van daaruit verbreidt het zich over alle andere landstreken van Griekenland.
De verschillen in het exterieur tussen de Griekse kerkgebouwen en die van Constantinopel moeten teruggaan op oud-Griekse tra¬dities en bouwgewoonten. Bij voorkeur worden gehouwen stenen of zelfs blokken marmer voor de wanden gebruikt. In Merbaka vormen oude marmerblokken een sokkel, die om het gehele ge¬bouw heenloopt; daarop verheft zich de eigenlijke kerk. De gehouwen stenen worden omgeven met smalle bakstenen. Alleen uit bakstenen worden doorgaans slechts vensters, koepeldelen of apsispartijen gebouwd. Het kleurige effect wordt bereikt door wisseling van lagen (gele natuursteen, rode baksteen, witte met mortel opgevulde voegen), door geglazuurde ornamentiek en meandervormige friezen, die een horizontale muur-, apsiden- of koepelafsluiting markeren (Theotokoskerk Hagia Moni te Aria- Nauplion, Merbaka). Anders dan in Constantinopel worden af¬rondingen van de koepels, apsiden en boogafsluitingen vermeden en vervangen door polygonale vormen of geveldriehoeken (Chonika, Merbaka). De zuivere lijnen van het exterieur, die zich met kristallijne scherpte aftekenen, vormen een zeker contrast met de wekere, meer afgeronde bouwcontouren van Constantinopel, die meer op de baksteen zijn afgestemd. Daarin werkt een erfgoed voort van het oud-Helleense verleden. Verder zijn er in Griekenland kruisachtige, vrijstaande kerken zonder binnensteu¬nen bewaard gebleven, blijkbaar nog als voortzetting van de oud¬christelijke traditie (bijv. Soterkerk in Plataniti in Argolis, Petruskerk in Pirgos).
Of de Griekse kruiskoepelkerk kan zijn ontstaan uit de genoemde vrijstaande kerken door toevoeging van hoekconstructies? Dit is niet bewezen. Evenmin kan haar ontstaan in Klein-Azië worden gezocht, want de Klein-Aziatische kerken uit de Justiniaanse tijd, voor zover ze niet door Constantinopel beïnvloed waren, zijn ongewelfd geweest (Rusapha, gewelfloos kruiskoepeltype). Eerder zouden overeenkomsten in stijl er op kunnen wijzen, dat de Griekse kruiskoepelkerk zich in nauwe aansluiting bij de hoofdstedelijke heeft ontwikkeld. Een groep onderling verwante kerkgebouwen vormen de zogenaamde achtsteunenkerken. Er zijn achtsteunenkerken zonder omgang, zoals in Nea Moni op Chios (omstreeks 1054) en haar replica in Krina op Chios, en achtsteunenkerken met omgang (verscheidene continentale kerken o.a. Hosios Lukas in Stiris, begin van de elfde eeuw, de kerk in Daphni in de nabijheid van Athene, tweede helft van de elfde eeuw, en de Theodoroskerk in Mistra, omstreeks 1296).
Tot de meest monumentale Griekse scheppingen behoort het Katholikon van Hosios Lukas. Het bestaat uit een met een koepel overwelfd midden-vierkant, dat de gehele kerk beheerst, een brede altaarruimte met twee nevenruimten en een omgang, die aan drie zijden de kerk omgeeft. De koepel, van een imposante doorsnede, rust op acht pijlersteunen; in de hoeken wordt het vierkant door middel van trompen overgebracht in het rond van de koepel. We staan weer in een ruimte, die wordt beheerst door een impo¬sante koepel, die een kleurig-illusionistische indruk maakt. De wanden bestaan als in de Hagia Sophia in Constantinopel geheel uit kleurige marmer- en porfierplaten en rijk intarsia; de gewelven van de trompen en oorspronkelijk ook de koepel waren met mozaïeken op gouden ondergrond bedekt.
Er bestaan dus dezelfde ontstoffelijkingstendenties als in Constantinopel, alleen worden ze nog versterkt door de overslanke zuilen en arcaden, die als vliesdunne scheidingswanden het schip scheiden van de omgangen onderaan en de galerijen bovenaan. Daar komt bij de diffuse lichtval door de vensters met hun naar verhouding kleine openingen. Maar niet alleen daardoor wordt het effect opgeroe¬pen of de koepelruimte zich aan de materiële druk onttrekt; er is ook nog het gemaskeerde schoringssysteem. Dit bevindt zich, precies als in de Hagia Sophia in Constantinopel, in de omgangen. Nergens is er een duidelijke betrekking tussen de zwaar drukkende koepel en de steunende delen. Op de acht punten, waar de koepel rust, worden de muren niet als pijlers gekarakteriseerd, maar verdeeld in afzonderlijke kleurige velden. Als in de Hagia Sophia in Constantinopel snijden de bogen van de trompen puntig in de kleurige decoratie, respectievelijk de vlakke optische vervluchtigde kroonlijst in, als om met alle statische wetten de spot te drijven.
Bovendien zijn de concave vlakken opgevuld met mozaïeken op gouden ondergrond. Behalve de poging tot vervluchtiging met behulp van kleur, is er nog een andere desintegratie: het streven het gebouw ook in de verticale as te vervluchtigen door middel van slanke zuilen en arcaden. Het vibreren van licht en schaduw, getemperde omgangen, opflonkerende goudmozaïeken, onoverzichtelijke ruimten die ergens in het donker zich openen, dit alles omsloten door de machtige koepel, bepaalt de toverachtige, onvergetelijke indruk: een van de belangrijkste ruimte-impressies uit de Byzantijnse architectuur. Precies als in de Hagia Sophia dienen de omgangen voor het onttrekken van de constructie aan de blik van de beschouwer. De zware druk van de koepel wordt door de hoofdpijlers, hoofd- bogen en hoofdgewelven opgevangen en naar de buitenmuur verplaatst; zou men de omgangen verwijderen, dan zou de mid- den-bouwkern ineenstorten.
Evenals in Constantinopel vormt een prachtige ruime voorhal met galerijen door de coloristische werking een voorbereiding op het interieur. Door een tot het uitsterste gedreven optisch-coloristische sublimering van de materie verliest men de verhou¬ding tussen last en steun uit het oog. In de andere kerken zijn deze sublieme middelen van de visuele vervluchtiging sterk teruggetreden, zoals bijvoorbeeld in de tweede belangrijke achtsteunenkerk, die van het klooster van Daphni. Hier ontbreken de galerijen en de coulisse-achtige scheidingswanden tussen hoofdschip en zijomgangen. Daardoor worden de verticale tendenties afgezwakt. Verder sluiten de zij-omgangen in afzonderlijke gesloten kamers. Bij de verworvenheden van de elfde eeuw sluiten aan de laatste uitlopers van de achtsteunenkerken, de kerk in Monemvassia en de Theodoroskerk in Mistra. Monemvassia knoopt aan bij Hosios Lukas, de Theodoroskerk in Mistra legt een verbinding tussen de planmatige vorm van een tweezuilenkerk en een achtsteunenkerk. In Monemvassia zijn nog galerijen en kruisgewelven, in de Theodoroskerk ontbreken ze.
Een bijzondere plaats binnen deze nauw verwante stijlgroep komt toe aan de Panagia Paragoritissa in Arta (Epiros). Ook hier zijn de omgangen veel breder; de koepel daarentegen is in doorsnede veel smaller. Hij verheft zich op een kunstig constructie- systeem, dat bestaat uit overhoeks geplaatste zuilen, die op con¬soles rusten. Op de hoogste verdieping bevinden zich paren van heel dunne zuiltjes, die rusten op fragiel schijnende ’consoles’, en die, met een gotische driepas afgesloten, doordringen in de pen- dentieven. Hier zijn alle middelen toegepast om de koepelruimte een duizelingwekkende hoogte te verlenen: twee stijlen, die ontstoffelijkingstendenties nastreven, ontmoeten hier elkaar: de Byzantijnse met zijn mozaïeken en zijn lichtoptiek en de gotische met zijn gesublimeerde vervluchtiging van de bouwleden naar boven. Het exterieur van het gebouw heeft enige gelijkenis met de Italisch-Siciliaanse paleisarchitectuur.
Een achtsteunenkerk zonder omgang is de Nea Moni op Chios, die helaas door een aardbeving grotendeels werd verwoest. Hier moesten in het zuiden en noorden vaste muren de zijwaartse druk van de machtige koepel opvangen, alleen in het westen en het oosten is er het schoringssysteem. De binnensteunen, met paren zuilen versierd, krijgen in het interieur sterke nadruk. Vlakke schijnnissen, met kleurige marmeren platen bedekt, van boven afgesloten door gewelven die met mozaïek zijn versierd, roepen een sterk illusionistisch interieur-effect op, dat de natuurlijke grenzen van de gesloten ruimte verre te buiten gaat. Er zijn pogingen gedaan deze belangrijke kerken van het Oosten af te leiden (Nestorianenkerk in Amida), omdat in Constantino- pel geen kerken van dit type bewaard zijn gebleven. De belangrijkste kerken, als Hosios Lukas en de Nea Moni in Chios, zijn echter door keizers gebouwd, ook de optisch-kleurige illusionistische ruimtevorming levert het beste bewijs, dat deze kerken verband houden met de architectuur van Constantinopel.
door Prof. Dr. W. Sas-Zaloziecky.