INDISCHE KUNST: DE ARCHITECTUUR EN BEELDENDE KUNST IN ACHTER-INDIË EN INDONESIË: BIRMA
Birma, het oostelijke buurland van Indië, werd al vroeg van Indië uit gekoloniseerd (waarschijnlijk reeds in de Maurya-tijd) en het bleef openstaan voor de Indische invloed. Sinds de vijfde eeuw waren Prome aan de voet van de Irawadi en Thaton aan de mond van de Salween belangrijke centra van de Boeddhistische en
Hindoeïstische cultuur. Stoepa’s, baksteenbouwwerken, sculpturen en terracotta’s in de Guptastijl zijn in deze en andere ruïneplaatsen gevonden. De dominerende religie werd het Boeddhisme in beide versies, het Himayana of het Kleine Voertuig en het
Mahayana of het Grote Voertuig. In Pagan, in Midden-Birma, liggen ruïnes van stoepa’s en tempels uit de tiende eeuw. Na de vereniging van Noord- en Zuid-Birma in de elfde eeuw ontstonden in Pagan tegen de vijfduizend pagoden, bouwwerken waarin stoepa’s en tempels versmolten zijn. Typisch is de Mingalazedistoepa van 1274 na Chr., die bestaat uit drie getrapte boven drie ronde terrassen, gekroond met een enorme klokvormige en spits toelopende stoepa; vier kleine stoepa’s bekronen de hoeken en nog kleinere de hoeken van de drie terrassen. Er is verwantschap met de Boroboedoer wat betreft de uitmonstering met reliëfs van de onderste terrassen, tot stichting van de rondom lopende pelgrims.
Het wijd en zijd beroemde pronkstuk van de Boeddhistische architectuur in Birma is de Anandatempel in Pagan, een massief vierkant baksteenbouwwerk met vier fraaie poortgebouwen aan de uiteinden der gekruiste assen, met vierhoekige en ronde ter-
rassen, waarvan het bovenste met een shikara is bekroond. De hoge sokkel van het gebouw heeft vensters, die licht binnenlaten in de beide gang-holen binnenin. De pelgrims kunnen daar de omwandeling maken rondom de vier 10 m hoge Boeddha’s, die zijn opgesteld in vier nissen van het binnenste kernbouwsel en die door vensters licht van buiten opvangen.
De moderne Shwe Dagon-pagode in Rangoon vertoont de kegelvormige eindfase van het pagode-type. De bouwwerken van het populaire toeristencentrum Mandalay in het noorden van het land, tempel, klooster en paleizen, kwamen pas in 1857 tot stand en zijn rijk versierd met snijwerk, lakschilderwerk en vergulding.
Deze pronkgebouwen, die moeilijk te conserveren zijn, werden bewoond door Midon Min, de laatste beschermer van de Birmaanse bouwkunst en schilderkunst.
door Prof. Dr. E. Diez.