DE BOUWKUNST DER MIDDELEEUWEN:
DE GOTISCHE BOUWKUNST IN FRANKRIJK EN DE LAGE LANDEN: HET ZUIDEN VAN FRANKRIJK
Pas zeer laat komt het Zuiden van Frankrijk tot eigen oplos¬singen. In de eerste helft van de dertiende eeuw verhinderden de Albigenzenoorlogen een rijker ontplooiing van de bouwkunst. Pas nadat in de tweede helft van de eeuw het krijgsrumoer was verstomd werden weer grote kerken gebouwd. In tegenstelling tot de gevarieerdheid van het Noorden komt hier eigenlijk slechts één enkel kerktype voor: een eenvoudige zaal, die in het oosten uitloopt in een halfronde koorsluiting. Zelden is een dwarsschip tussengeschoven. Uit het Noorden van Frankrijk zijn de constructievondsten overgenomen, die het mogelijk maakten de muren te vervluchtigen. Steunberen en ribgewelven vormen de ruimte-omsluiting. De vensters hebben maaswerk. Ook de versieringsvormen werden overgenomen van de gotische kathedralen.
Maar de inheemse traditie deed zich in alle zuid-Franse kerken sterk gelden. Nergens vinden we de steile hoogtedrang, de slankheid en de fijne geledingen van het noorden. De ruimten maken altijd een brede goedgeproportioneerde indruk; het lijkt of hier nog antieke ruimtebegrippen functioneren. Het voor¬naamste bouwwerk van het zuiden is de kathedraal van Albi; met de bouw werd in 1282 begonnen. De steunberen zijn opge¬nomen in de eenschepige ruimte. Daardoor ontstaan aan weerskanten kapellen. Versieringsvormen werden nagenoeg achterwege gelaten en dat ligt voor een deel aan het bouwmateriaal: de muren zijn niet uit gehouwen steen gebouwd, zoals bij alle tot dusver besproken kerken, maar uit baksteen. Een eenvoudige geleding van de opstand is daarvan het gevolg. De gehele ruimte, met opzij de diepe nissen van de kapellen en galerijen, maakt een rustige en gesloten indruk. (De galerijen zijn een toevoeging uit de tijd van de late Gotiek.) Gotisch is de accentuatie van de verticale lijnen, die zich niet verliezen in steile hoogten.
Met het eenvoudige interieur stemt het exterieur overeen. Boven het bouwlichaam, dat in strenge kubische geslotenheid hoog boven de rivier verrijst, steekt één enkele toren uit, die opgaat voor de westwand van de kerk; een motief, dat van het Boven¬rijngebied afkomstig is. Halfronde torenachtige pijlers groeien op van de schuine sokkel en geleden het schip. De muren tussen de pijlers zijn ingesneden door de eenvoudige slanke vensters. Omdat de steunberen in de binnenruimten zijn opgenomen is het voor noord-Frankrijk zo belangrijke geledingsmiddel van het schoringswerk in Albi helemaal niet te zien. Weerbarstige geslotenheid kenmerkt de kerk. De komende architectuur in zuid- Frankrijk (bijna altijd baksteenkerken) heeft aan haar veel te danken.
door Dr. Ernst Adam.