Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

Gotiek - beeldhouwkunst - beeldhouwwerk – Spanje - inleiding

betekenis & definitie

DE BEELDHOUWKUNST DER MIDDELEEUWEN:

VERBREIDING VAN DE GOTISCHE SCULPTUUR: SPANJE

Een volkomen andere situatie (en een andere vorm van adaptatie van gotische vormen) geeft de sculptuur van noord-Spanje te zien. Noord-Spanje was naast Frankrijk het voornaamste gebied geweest van de romaanse bouwplastiek. Het figurenportaal had hier reeds vóór de fase westgevel-Chartres ingang gevonden. De receptie van de ’gotische’ sculptuur begint als (behalve de sinds lang ingeburgerde vormen uit Languedoc) ook vormen voorkomen uit de omgeving van Ile-de-France, dus de zuilfiguur van het type westgevel-Chartres. Kort na het midden van de twaalfde eeuw schijnen ze binnen te dringen, maar ze bereiken het Ibe¬rische schiereiland niet rechtstreeks vanuit Ile-de-France, maar via de omweg over Bourgondië.

Op een portaal in Sanguesa (Navarre) komen blijkbaar reeds omstreeks 1160 dagkantfiguren voor, die tot de familie van Chartres behoren. Ze zijn hier echter gecombineerd met een groot aantal andere sculpturale motieven, die niet uit west- Frankrijk stammen. Er is geen spoor van het duidelijke structu¬rele geraamte, dat ten grondslag lag aan de bouw van het west- portaal uit Chartres en zijn noord-Franse varianten. De architectuur verdwijnt achter een rijke reliëfdecoratie, die het oog niet tot rust laat komen. Dit kan als een Moorse inslag worden gezien, want bij islamitische bouwwerken gingen steen en tegel geheel schuil achter een rijke oppervlakdecoratie uit email, fayence of stuc. Tot dezelfde fase behoort het portaal van Ripoll, dat even¬eens zuilenfiguren vermengt met een aantal andere motieven, aan diverse kunstmilieus ontleend. Later zijn deze trekken minder opvallend, maar er blijft een opeenhoping van figurale en ornamentele motieven, die het architectonische geraamte van het portaal volkomen maskeren. Dit is karakteristiek voor alle Spaanse werken van de twaalfde eeuw en onderscheidt ze van de Franse voorbeelden.

Een verandering treedt in met het westportaal van St. Vincente in Avila; hier worden niet meer diverse motieven naast elkaar geplaatst, maar een bepaald Frans portaaltype wordt herhaald. Dit type, dat men de Bourgondische variant mag noemen van het zuilfigurenportaal van Chartres in Frankrijk, wordt het best gerepresenteerd door het westportaal van de Saint-Lazare in Avallon. Bourgondisch zijn de brede proportie, het brede halfrond van het tympanon, de structuur van de zijwanden met de zuilen, die door een schachtring onderbroken zijn. Noord-Frans is het motief van de zuilfiguur; haar ’stijl’ en ook haar losse plaatsing voor de dagkanten, met figurenparen die als in gesprek naar elkaar zijn toegewend, zijn dan weer een Bourgondische variant (zie de figuren aan de dagkanten van Vézelay).

door Dr. W. Sauerlander.

< >