De zwangerschap begeleidende storingsverschijnselen.
Dadel (Phoenix dactylifera).
De vruchten. Rijpe dadels eten in grote hoeveelheid.
Fenegriek (Trigonella foenum graecum); ook grieks hooi.
De zaden. 4 g zaad in poedervorm.
Gierst (Panicum miliaceum).
De zaden. Gierst vult in het lichaam van de zwangere vrouw optredende tekorten aan en verschaft weerstand tegen infecties.
Kruidnagelboom (Eugenia cariophyllata).
De gedroogde bloemknoppen, kruidnagelen genoemd. Zij versterken het baarmoederweefsel. Tijdens de laatste maanden van de zwangerschap wat kruidnagelen in alle gerechten. De laatste dagen er ook bouillon van drinken.
Peen (Daucus carota): de gele peen.
De wortel. Dagelijks 50 tot 100 g wortelsap.
Vrouwemantel (Alchemilla vulgaris); ook mantel van freya, leeuweklauw.
De bladeren. 5% infuus, 30 minuten laten trekken. Hiervan op 8 tot 10 dagen per maand drinken, vooral tijdens de laatste maanden.