(Fr.) v. dame, die op een bal met een heer soupeert; ook: voorname c o c o l l e die met heren gaat souperen in dure gelegenheden. soupir, (Fr.) m. zucht; kwart-rust.
souple, (Fr.) buigzaam, lenig; gedwee, handelbaar.
souplesse, (Fr.) v. buigzaamheid, lenigheid.
source, (Fr.) v. bron, oorzaak; handelsbron, waar men de waar uit de eerste hand betrekt.
sourdine, (Fr.) v. klankdemper, zie sordino.
sous, (Fr.) onder; ~-bras, (Fr.) m. oksellapje van gummi bij damesjapon tegen het doorzweten; ~ -chef, (Fr.) m. onderchef; —criberen, —cribent, m. enz., zie subsc-; —main, (Fr.) m. onderlegger (om te schrijven) ; ~-pied, (Fr.) m. voetriempje aan broek or slobkousen; ~signeren, ondertekenen.