(in)blazen, influisteren, vóórzeggen o. h. toneel.
souffleur, (Fr.) m. inblazer, rolvóórzegger op het toneel.
souffre-douleur, (Fr.) m. zondenbok, wrijfpaal.
souffreren,
1 lijden; dulden, toelaten; 2 zwavelen, aan zwaveldamp blootstellen; in gesmolten zwavel dopen.
souhaiteren, wensen, begeren.