schreide, h. geschreid (1 tranen storten, al dan niet verbonden met een of ander keelgeluid, wenen, huilen; 2 door het storten van tranen in een bepaalde toestand brengen; 3 in een deerniswekkende mate herstel, voorziening, wraak enz. eisen):
1 zij lachte door haar schreien heen; met een voorwerp: hete tranen, tranen met tuiten schreien; schreien van vreugde; het schreien staat hun nader dan het lachen, bijna in tranen uitbarsten; tussen lachen en schreien, in een licht omslaande stemming;
2 het kind schreide zich wakker;
3 dat schreit om wraak, ten hemel.