Gepubliceerd op 11-11-2021

opzijn

betekenis & definitie

(koppeling van het bijw. op en zijn, niet in alle tijden): mijn broer was te acht uur nog niet op, opgestaan; al het brood was op, opgegeten, verbruikt; de zon, de maan is al op, boven de horizon; de jaloezie is nog niet op, opgetrokken; na die lange wandeling was zij op, uitgeput.

< >