Gepubliceerd op 11-11-2021

opzitten

betekenis & definitie

zat op, h. opgezeten (1 rechtop zitten, overeind zitten; 2 te paard gaan zitten):

1. laat opzitten, opblijven; ons hondje kan opzitten; zegsw. opzitten voor iem. (en pootjes geven), naar iems. pijpen dansen; iem. doen opzitten, gedwee maken;
2. opzitten! kommandeerde de officier; nog: daar zal wat voor u opzitten, gij zult een strenge berisping, straf krijgen; Z.-N. het zit er op, het stuift er; Z.-N. met een ei opzitten (of: zitten), in verlegenheid zijn.

< >