I. bn., bw.;
1. aanleiding gevende tot bezwaren: moeilijke tijden; een moeilijke weg;
2. slechts met inspanning kunnende volbracht worden: een moeilijke quaestie;
3. lastig in de omgang, humeurig: een moeilijk karakter; II. bw.;
1. zodat men bezwaar, ongemak heeft: moeilijk adem halen;
2. niet op een gemakkelijke wijze: moeilijk gewonnen geld;
3. niet licht; ternauwernood: moeilijk over iets kunnen oordelen.