Gepubliceerd op 11-11-2021

ketting

betekenis & definitie

m. -en, kettinkje (1 band of snoer, gevormd uit een reeks in of aan elkander geschakelde schakels, schalmen, ringen; 2 keten in bet. 4; 3 weversterm: a) het garen, voor de schering bestemd, kettinggaren; inz. b) de draden, die in het weefsel in de lengte [moeten] lopen, kettingdraad):

1. ketting zonder eind; een stuk ketting; een waakhond aan de ketting; zegsw. van de ketting zijn, uitgelaten; dwangarbeid in de ketting, O.-I. (vóór 1918) straf voor inheemse misdadigers; een blok met een ketting aan het been verbonden, werd door den veroordeelde voortgesleept, vroegere straf in ons land; aan de ketting leggen,
a) van dieren: vastleggen,
b) van schepen enz.: aan een ketting vastleggen (bij wijze van gerechtelijk beslag);
2. een ketting van bergen, meestal bergketen;
3. een ketting van linnen en een inslag van grove wol.

< >