Gepubliceerd op 11-11-2021

galg

betekenis & definitie

v. -en (Got. galga = kruis: 1 strafwerktuig tot het ophangen van misdadigers; de straf; 2 bij verg.: houten staak of wip boven een put met een beweegbare arm of hefboom; bretel, in deze bet. vero.):

1. Wouter groeide op voor de galg, groeide op in ondeugd en boosheid; zie rad I; daar staat de galg op; zegsw. de galg ziet hem uit de ogen, de schurkerij; hij is van de galg gedropen (of: gevallen), d. i. hij ziet er uit als een booswicht van de ergste soort; zie ook boter;
2. zie putgalg; lenige weefsels voor broekdraagbanden of galgen; nog (Barg.): knip van een deur.

< >