Hoe kleiner de klassenverschillen worden, hoe lastiger het wordt om er een decadente leefstijl op na te houden. Zelfs in de meest despotische koninkrijken is de aristocratische elite aan het verdwijnen, en ook de trotse gekroonde Europese hoofden op de zilveren munten en bankbiljetten zullen onder de euro- guillotine belanden!
Maar wie zou er in godsnaam graag met de titel ‘koningin van de harten’ de dood in willen gaan? Terrible, nietwaar?! Bijgestaan door wenende huisvrouwen en de gezamenlijke boulevardpers! Daar schuilt toch geen greintje prestige en elegantie in? Zelfs een dramatische botsing tegen een betonnen (!) paal in een tunnel met een dronken chauffeur is niet echt een toonbeeld van raffinement en stijlgevoel. Achtervolgd door vulgaire paparazzi. Die zelfs tot in de kleinste en meest beschermde hertogdommen weten door te dringen, om de apathische nieuwsgierigheid van het hunkerende volk te bevredigen. Ook het devies ‘vanitas vanitatum, et omnia vanitas’ is met uitsterven bedreigd! Zelfs de schoonmoeder van bovengenoemde martelares wordt met de dag volksvriendelijker; ze vertoont zich in Amerikaanse meeneemrestaurants en stelt enkele vertrekken in haar paleizen open (en dat ook nog tegen betaling) voor het Britse volk en buitenlandse toeristen.
In de zeventiende en achttiende eeuw gaat de adel steeds meer afstand nemen van het volk; ze kijken erop neer als zijnde onbeschaafd en onfatsoenlijk. In de negentiende eeuw probeerde de elite enkele regels aan het volk duidelijk te maken. Een soort beschavingswens. Begin twintigste eeuw schreven de Franse gravinnen de Tramar en de Gencé boeken over burgerlijke manieren. Het Nederlandse etiquetteboek Hoe hoort het eigenlijk? van Amy Groskamp-Ten Have hoort uiteraard ook thuis in dit rijtje. Maar zij is niet eens van adel en geeft uitsluitend richtlijnen voor een agrarische bevolking; zo schrijft ze bijvoorbeeld dat men aardappelen niet met zijn mes mag snijden en ook niet mag prakken.
De Franse huisvrouw Nadine de Rothschild, ingetrouwd in de adel, gaf eens in een interview te kennen dat ze de romans van Barbara Cartland het toonbeeld van perfectie vond. Eigenlijk weet men dan al genoeg. Ze geeft in haar boek een paar vage aanwijzingen: hoe men de tafel dekt, en dat u altijd lief en aardig moet zijn voor uw gasten en dom moet lachen (zelfs met migraine!).
Magda Berman (Hoort het wel, hoort het niet?) had ook beter bij Koffietijd en de Vijf Uur Show kunnen blijven dan haar opvattingen op papier te zetten. Papier is daar te nobel voor. Zulke boeken hebben in uw toekomst niets te zoeken! Volgens Francis Bacon is de beleefdheid de kleding van de esprit. ‘Ze moet net als een alledaags kledingstuk gedragen worden: onopvallend en alleen om onze lichamelijke fouten te verbergen. De etiquette moet de esprit alle vrijheid toestaan te handelen zoals hij dat wil.’
Er zijn financieel-gevoelige mensen die nog verder gaan dan bovengenoemde dames: tegenwoordig zijn er zelfs al seminars voor ‘managermanieren, waar u onderricht wordt in beleefdheid, stijlvol eten en drinken, de kunst van de lichaamstaal en van de conversatie, als basis voor uw succes, professioneel en privé’. Met snobisme hebben deze armzalige spoedcursussen voor nouveaux riches en nouvelle noblesse natuurlijk niets gemeen.
Uit de semi-mondaine tijdschriften die wekelijks berichten over blauwbloedigen die uit pure liefde met niet-adellijke mensen trouwen, kan men niet veel opsteken; die verdienen werkelijk geen respect en aandacht. Hoe diep kan men vallen! Is dat alles wat er van de adellijke extravagantie is overgebleven? En dat noemen ze ‘decadent’! Wat beklemmend en bekrompen! Voor de hedendaagse adellijke families hebben de woorden ‘grootmoedig’ en ‘zelfgenoegzaam’ geen betekenis meer. Hoewel ze nog vaak met hun titels pralen, kenmerken ze zich door een ziekelijk exhibitionisme en gebrek aan natuurlijke superioriteit en klasse. Het is juist bijzonder snobistisch om als u een titel hebt, die niet te gebruiken. De talentvolle componist Anton von Webern deed vrijwillig afstand van het ‘von’. Het toppunt van modestie en snobisme! De snob is een autodidact. En is juist daarom huizenhoog verheven boven de authentieke adel. Prins de Talleyrand-Périgord, een van de toonaangevende figuren in de Franse adel, was zelfs van mening dat ‘la particule ne vaut pas la partie tête’.
Terwijl de adellijke elite zich meer en meer met liefdadigheid en naastenliefde bezighoudt en zich dus steeds verder onder het gewone volk begeeft (revolutionaire slogans schreeuwen of met bakstenen gooien zou men eventueel als reactionair kunnen beschouwen, maar zover durven ze meestal niet te gaan), zoekt de snob het isolement. Hij beweert dat niet iedereen zijn gezelschap verdient. Het hedendaagse volk mengt zich meer en meer onder de elite, of begint de elite meer en meer op het volk te lijken? De selectiviteit moet gewaarborgd worden. Die staat garant voor de esthetiek van de fijngevoeligheid: ‘Het souper van gisteravond bij mijn dochter? Het leek me delicieus en weldadig; ik werd omringd door de elite van mijn vrienden', schrijft madame de Sévigné. Dat is wel wat eleganter dan ‘Ja, het was lekker!' of‘Gesmuld dat we hebben!’ Waarom zijn er zo weinig Nederlandstalige snobs?