XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Johannes Brahms

betekenis & definitie

Johannes Brahms (Hamburg 1833-Wenen 1897) was een Duitse componist die geldt als een van de grootste en meest veelzijdige componisten uit de Romantiek. Zijn oeuvre omvat alle belangrijke genres, op de opera na.

Karakteristiek voor de muziek van Brahms is een streng vormgevoel dat geënt is op de klassieken, en een romantische geest die de behoefte had, grenzen te overschrijden. In zijn eigen tijd werd Brahms beschouwd als een conservatief componist, in tegenstelling tot de Nieuw-Duitse school, d.w.z. de aanhangers van Liszt en Berlioz, een controverse die nu niet meer aan de orde is.

Bijna'wonderkind':
Brahms werd geboren in Hamburg. Zijn vader was contrabassist, en zijn 17 jaar oudere moeder dreef een fournituren winkel. Zijn eerste muzieklessen kreeg hij van zijn vader die behalve bas in zijn ontembaar enthousiasme ook viool en cello speelde, benevens fluit, bugel en hoorn. De kleine 'Hannes' zette echter zijn zinnen op de piano, en kreeg vanaf zijn elfde les van de beroemde Eduard Marxsen, die de basis legde voor een solide en virtuoze techniek. De violist Joseph Joachim zou het pianospel van Brahms later karakteriseren als 'licht en helder, koel en onverschillig voor passie'. Behalve pianoles kreeg hij van Marxsen ook onderricht in muziektheorie, harmonie en contrapunt. Zijn vroegste (niet overgeleverde) composities ontstonden in deze tijd.

Eduard Reményi:
Op zijn 15e ging Brahms van school. Het was het revolutiejaar 1848 waarin een (mislukte) poging werd ondernomen de 39 verschillende Duitse staten en vorstendommen samen te smelten tot een Duitse nationale eenheid. Indirect had de politieke onrust gevolgen voor zijn leven: vele vluchtelingen, vooral liberaal en nationalistisch gezinde Hongaren, afkomstig uit de met Duitsland gelieerde Oostenrijks-Hongaarse monarchie, arriveerden in Hamburg, meestal met als doel om daar de boot te nemen naar de Verenigde Staten. Onder hen bevond zich de beroemde Hongaarse violist Eduard Reményi. Voor een optreden in Hamburg engageerde hij de jonge Brahms als begeleider. Brahms was verrukt van de Hongaarse zigeunermuziek die Reményi inlaste op zijn klassieke programma 's. Het 'klikte' tussen de twee en in de volgende jaren traden zij vaak samen op. Reményi bracht hem in contact met Joseph Joachim, die hem vervolgens introduceerde bij Schumann.

Vriendschap met Robert en Clara Schumann:
Op 30 september 1853 kregen Robert en Clara Schumann bezoek van de twintigjarige Johannes Brahms. Na wat plichtplegingen werd hij achter de piano gezet om zijn composities te laten horen. Robert en Clara waren diep onder de indruk. Het moeten o.a. de Pianosonates nrs. 1 en 2 zijn geweest, en het Scherzo op. 4, die hij voor hen speelde, werken die de invloed verraden van Beethoven (bij de aanhef van de Eerste pianosonate hamert Brahms bijv. het openingsthema van Beethovens Hammerklaviersonate uit de toetsen), van Schubert, Schumannen zelfs van Alkan. Maar daarnaast dragen zij zó duidelijk de eigen signatuur van Brahms, dat de verbijsterde Schumann sprak van een 'volledig bewapende Minerva die geboren was uit het hoofd van Jupiter' ('Neue Bahnen' in Neue Zeitschrift für Musik, 28 oktober 1853).

Een kant-en-klaar genie dat niets meer te leren had, en dat met zijn rijke klavierklank vooruitwees naar nog ongecomponeerde orkestwerken, zó zag Schumann de jonge Brahms. Tijdens diens verblijf in Düsseldorf ontstond een innige vriendschap tussen de twee componisten. Nog geen halfjaar later, op 27 februari 1854, deed Schumann, geteisterd door een geestesziekte, een poging tot zelfmoord. Brahms ging spoorslags naar Clara om haar en de zeven kinderen bij te staan. Zittend achter Schumanns piano voltooide hij zijn Eerste pianotrio dat als op. 8 werd uitgegeven. In dezelfde tijd ontstonden de Variaties op een thema van Schumann, wat betreft zowel het thema als de bewerking daarvan een soort 'in memoriam'. Terwijl Schumann wegkwijnde in een inrichting voor geestes zieken te Endenich, vatte Brahms een hartstochtelijke liefde op voor diens vrouw, de veertien jaar oudere Clara. Na een periode van intimiteit tussen hen beiden kwam het na de dood van Robert tot een breuk. Van de klappen die het leven uitdeelde aan de jonge Brahms, kwam die van zijn onvervulde liefde voor Clara waarschijnlijk het hardst aan. Brahms trok zich in zichzelf terug en werd een moeilijk benaderbare man die de mensen om hem heen met zijn scherpe tong ongenadig kon beledigen.

Hamburg en Detmold:
In de jaren 1858-62 verbleef Brahms jaarlijks een paar maanden in Detmold, als hofmusicus in dienst van prins Van Lippe-Detmold. Hij trad er op als pianist, dirigeerde het adellijke koor waarvoor hij een stroom van koorliederen componeerde, gaf pianoles en moest tot zijn ergernis de zeer beroerd zingende prins begeleiden. In Detmold ontstonden de twee Serenades voor orkest en het Eerste strijksextet; verder begon hij in deze periode te werken aan het Derde pianokwartet (ca. twintig jaar later uitgegeven als op. 60), en hij voltooide zijn Eerste pianoconcert. Terwijl de koorwerken en de serenades de milde Brahms weerspiegelen die met lichte weemoed terugblikt, hebben het Pianokwartet en het Pianoconcert een ongetemde wildheid. Deze twee verschillende gezichten bleef Brahms in zijn hele oeuvre afwisselend tonen, vaak zelfs binnen één werk.

Wenen:
Samen met o.a. Joseph Joachim nam Brahms in 1860 in een manifest stelling tegen de Nieuw-Duitse school, een groep 'moderne' componisten en musici rond Franz liszt. Daarmee had hij zich nota bene op zijn 27e onbedoeld geïsoleerd als 'conservatieve' componist (Liszt, de 'nieuw lichter', was toen 49 jaar oud). Dit maakte zijn leven niet bepaald gemakkelijker en in 1862 vertrok hij naar Wenen. Daar werd hij voor korte tijd dirigent van de Wiener Singakademie, en kreeg intussen in Wenen vaste grond onder de voeten via een vriendenkring van belangrijke musici, kunstenaars en wetenschappers, die zich gestaag uitbreidde. Tot zijn dood bleef Brahms, als Noord-Duitser enigszins ontworteld, in Wenen wonen.

Kamermuziek:
In de gelukkige periode na aankomst in Wenen (1862) ontstond het ene prachtige kamermuziekwerk na het andere. Vaak speelde de piano daarin een centrale rol, en trad Brahms zelf op als pianist (werken uit die periode: het Pianokwintet, het Tweede strijksextet, de Eerste cellosonate, het Hoorntrio en de Strijkkwartetten op. 51 nr. 1 en 2). De klank is vaak expansief en vooral in de werken met piano lijkt de rivier soms buiten zijn oevers te treden. Zo klaagde Joseph Gänsbacher, een bevriende amateurcellist met wie Brahms de Eerste cellosonate speelde, dat hij door de pianopartij geheel werd overstemd. Waarop Brahms met zijn gevreesde sarcasme antwoordde: ' Du Glücklicher!' Die korzeligheid, in vele anekdotes overgeleverd, spreekt ook uit vele passages in zijn muziek.

Terwijl Brahms in zijn kamermuziek vaak schijnt te dromen van een rijker koloriet en een groter klankvolume, lijkt hierin na de voltooiing van zijn Eerste en Tweede symfonie (1876 en 1877) een verandering te komen. Zijn liefde voor weelderige klankkleuren had zijn bestemming gevonden in beide symfonieën, en het Tweede pianotrio uit 1882 is ronduit sober van aanpak. Brahms was erg trots op dit werk, en schreef aan zijn uitgever:' Dit is het mooiste trio dat je tot nu toe van me hebt gekregen.' Met diezelfde sobere techniek creëerde Brahms in het Derde pianotrio uit 1886 een zeldzaam transparante klank, terwijl de muzikale materie broeierig en getormenteerd is.

In 1891 bracht de componist enkele gelukkige weken door aan het hof van Meiningen. Daar raakte hij geïnspireerd door de klarinettist van het hoforkest, Richard Mühlfeld, en met diens spel 'ins Ohr' schreef hij tussen 1891 en 1894 als 'toegift' enkele uitzonderlijke werken waarin de klarinet de hoofdrol speelde. In het Klarinettrio, het Klarinetkwintet en de beide Klarinetsonates heeft Brahms zijn harnas afgelegd. Deze stukken missen de voor Brahms zo typerende korzeligheid en gekweldheid. Vooral worden zij gekenmerkt door een sublieme eenvoud en milde weemoed: smartelijk en troostend tegelijk.

Symfonische muziek:
Al ruim twintig jaar eerder had Schumann bij de jonge Brahms de potentie gesignaleerd voor grootschalige orkestwerken, maar toch bleef Brahms vele jaren 'zwanger' van zijn Eerste symfonie die hij in 1876 voltooide. Brahms keek voortdurend achterom, en met scherpe zelfkritiek legde hij zijn eigen prestaties naast die van de groten uit het verleden. In het Eerste pianoconcert en de beide Orkestserenades uit de jaren '50 had hij een aanloop genomen tot de symfonie; het manuscript van de Eerste serenade draagt zelfs de (doorgestreepte) titel 'Sinfonie Serenade'. De werken voor koor, solisten en orkest uit de jaren '60, zoals het Deutsches Requiem op. 45 en de Altrapsodie op. 53, brachten het doel binnen handbereik.

Na de zware 'bevalling' van zijn Eerste symfonie schreef Brahms het jaar daarop met aanzienlijk meer gemak in vier maanden tijd zijn Tweede symfonie. Het werk is lyrischer van aard en doorzichtiger van instrumentatie dan zijn Eerste symfonie; zelf beweerde Brahms dat de Tweede zo vrolijk en liefelijk klonk als was hij geschreven voor een pasgetrouwd paartje. De Derde symfonie (1883) wordt steevast de 'heroïsche' genoemd, vanwege het derde deel: een treurmars, waarin Brahms Beethoven volgt in diens treurmars uit de Derde symfonie. De licht wiegende tred van Brahms duidt echter meer op een 'treurwals'.

Strenger en monumentaler dan de Derde is de Vierde symfonie (1885). Als geen andere compositie van Brahms maakt dit titanische werk de indruk van één brok muziek, culminerend in de finale in de oude variatievorm van de Passacaglia. Met dit grootse bouwwerk, opgetrokken op de fundamenten van het verleden, sloot Brahms zijn symfonische oeuvre af.

Oeuvre:
4 symfonieën, 2 orkestserenades, 4 kortere orkestwerken; 4 soloconcerten; ca. 23 kamermuziekwerken, waaronder 3 vioolsonates, 2 cellosonates, 2 klarinetsonates, 3 strijkkwartetten, 3 pianokwartetten, 5 pianotrio's; ca. 30 pianowerken waaronder koppels en series; ca. 34 liederenbundels; vele koorwerken waaronder Ein deutsches Requiem en de Altrapsodie.

< >