Johann Rosenmüller (Oelsnitz ca. 1619-Wolfenbüttel 1684) was een Duitse componist, trombonist, organist en docent; zijn stijl vertoont een opvallend harmonieuze synthese van de elegante Italiaanse en de serieuze Duitse muziek. Hierdoor werd de componist een belangrijk pleitbezorger van de Italiaanse stijl in het Noorden. Hoewel Rosenmüller het grootste deel van zijn leven in Italië doorbracht, was zijn muziek in Duitsland ongekend populair.
Rosenmüller studeerde in Leipzig en werkte daar vervolgens aan een succesvolle carrière als organist en docent; bovendien werd hem in 1653 de positie van cantor van de Thomasschule beloofd. Zijn loopbaan in Duitsland eindigde echter voortijdig omdat hij met een aantal koorknapen in de gevangenis terechtkwam op beschuldiging van homoseksualiteit. Uiteindelijk werd de bekende J.S. Bach cantor in Leipzig en vluchtte Rosenmüller naar Venetië waar hij werkzaam was als trombonist in de San Marco. Naar verloop van tijd begon hij ook naam te maken als componist en kreeg hij opdrachten uit Duitsland. Aan het eind van zijn leven keerde Rosenmüller terug naar zijn vaderland en werd kapelmeester aan het hof van Wolfenbüttel. Hij schreef voornamelijk geestelijke vocale werken, variërend van psalmen tot grootschalige werken met solisten en koor. In deze muziek, die overal gespeeld werd in Duitsland, verwerkte Rosenmüller elementen van de solocantate en de Italiaanse operastijl en instrumentale stijl. Dit werden voorlopers van een belangrijk genre: de Duitse, geestelijke cantate. Invloeden van Italiaanse componisten blijken ook uit Rosenmüllers latere instrumentale werken, waarvan de bundel met 12 sonates voor wisselende instrumentale bezetting (1682) als zijn meesterwerk wordt beschouwd.
Oeuvre:
Honderden geestelijke vocale bundels composities; 5 wereldlijke liederen; 5 bundels instrumentale muziek.