Claude Vivier (Montréal 1948-Parijs 1983) was een Canadese componist die droom en werkelijkheid verweefde in een kleurrijke en emotionele muziektaal.
Claude Vivier maakte al aan het conservatorium van Montréal indruk met Prolifération (1969) voor ondes martenot, piano en slagwerk. Hierin koppelde hij een postserieel, op rekenkundige modellen gebaseerd idioom aan theatrale elementen en improvisatie. Later studeerde hij enige tijd bij Stockhausen, met wie hij een voorliefde voor de menselijke stem deelde. Hoewel hij vaak wiskundige principes gebruikte, ademt zijn muziek een intuïtieve, van nostalgie doortrokken sfeer.
Als geadopteerd kind schiep Vivier een eigen levensgeschiedenis in muziek. Hij zei hierover: 'De wetenschap dat ik geen vader of moeder had, deed me in een schitterende droomwereld terechtkomen; ik gaf vorm aan mijn afkomst zoals ik dat wilde en deed alsof ik vreemde talen sprak.' In zijn vocale stukken gebruikte hij een zelfverzonnen taal, zoals in de opera Kopernikus (1980) en de uit zes onafhankelijke composities bestaande 'opéra-fleuve ' Rêves d'un Marco Polo (1977-83). De melodieën hebben een bezwerend karakter en vormen een wonderlijk amalgaam van gregoriaans gezang en twaalftoonsmuziek.
Met bijna kinderlijke technieken handgewapper voor de mond, zingen door toeters schreef Vivier hoogstpersoonlijke, maar uiterst aangrijpende muziek. Tegelijkertijd was hij gefascineerd door de dood, alsof hij zijn vroegtijdig overlijden voorvoelde in 1983 werd hij in een Parijse hotelkamer vermoord. Vivier werkte toen aan Glaubst Du an die Unsterblichkeit der Seele, waarin deze moord haast letterlijk wordt beschreven. Wellicht bezit zijn muziek juist vanwege deze duistere voorgevoelens zo'n ongekende intensiteit en tijdloze zeggingskracht.
Oeuvre
1 opera; 2 balletten; 2 orkestwerken; 4 koorwerken; 13 vocaal/instrumentale werken; 4 koorwerken; 3 ensemblewerken; 14 kamermuziekwerken; 5 solostukken; 2 tapecomposities.