Boris Blacher (Niu-chang, China 1903-Berlijn 1975) was een Duits componist en na de Tweede Wereldoorlog de bekendste Duitse vertegenwoordiger van het niet-avant-gardistische kamp. Zijn neoclassicistische stijl is gekleurd door een expressionistisch gevoel voor instrumentatie en gebruik van verwijde tonaliteit.
Voor de Tweede Wereldoorlog gold hij in Duitsland, waar hij sedert 1922 woonde, als een vernieuwer. Die reputatie, mede ingegeven door het feit dat hij zich liet inspireren door Franse componisten als Satie, Milhaud en door Stravinski, had tot gevolg dat hij in 1938 door de nazi's werd ontslagen als docent compositie aan het Conservatorium te Dresden. Na 1945 gold hij in eigen land als symbool van een nieuw begin en vervulde hij belangrijke functies, zoals docent compositie in Berlijn en van 1953 tot 1971 directeur van de Berliner Hochschule.
Zijn relatie tot vernieuwing was ambivalent. Hijstond sceptisch tegenover de twaalftoonstechniek en de elektronische muziek, maar introduceerde andere noviteiten, zoals de'variabele metriek', berustend op systematische veranderingen van het metrum, gepresenteerd in zijn Omamente voor piano (1950). Een andere noviteit is te vinden in zijn opera Abstrakte Oper nr. 1 (1953) waarin geen sprake is van een handeling met kop en staart, maar van een reeks emotionele toestanden zonder verhaal en grotendeels zonder herkenbare taal. Een constante in zijn oeuvre was de spanning tussen lyriek en drukke activiteit. Zijn grote beheersing van instrumentatie toonde hij in zijn Orkestvariaties op een thema van Paganini (1947) en zijn Tweede pianoconcert (1952).
Oeuvre
O.a. 38 orkestwerken waaronder 11 soloconcerten; 26 kamermuziekwerken; 9 koorwerken; ca. 20 dramatische werken; muziek bij 8 films.