(Donar, Thoenar), vreeselijk om aan te zien, rood van baard, de god van bliksem en donder, die op een ratelenden wagen de lucht doorklieft, werpende met zijn vreeselijken donderhamer (mjölner), welken hij slingert zonder ooit te missen en die altijd tot hem wederkeert. Hij wordt voorgesteld als een kloek man van ongemeene spierkracht, hij draagt den krachtgordel (megingjard) en ijzeren handschoenen.
Hij is de oudste zoon van Odin of Wodan, zijn moeder is Jörd, de aarde; zijn paleis heet Thrudheim. Hij voert een gestadigen strijd met Reuzen, van welke hij er velen doodt met zijn donderhamer; alsook kampt hij met de Midgardslang (Jormungandur). Zijn wagen wordt door twee bokken getrokken. Zie Tangjöstir. Bij den Wereldbrand doet Jormungandur Thor sneven door haar vergiftigen adem. Hij heeft een dochter Thrud (= kracht) en twee zonen Magni (Sterkte) en Modi (Moed).