wetgever der Atheners (639—559) en een der zeven wijzen van Gr.; in 594 tot archont gekozen, verdeelde hij de burgers naar hun vermogen in 4 klassen en voerde zoo de timocratie in, d. i. een staatsinrichting, waarin de rechten en verplichtingen der burgers niet worden geregeld naar de geboorte, maar naar het vermogen. Hij verhief verder de macht der volksvergadering, stelde den raad der 400 in en breidde den werkkring van den Areopagus aanmerkelijk uit door hem het toezicht te geven over den godsdienst en de zeden der burgers; overigens ademt zijn wetgeving mildheid en vrije ontwikkeling van alle volkskrachten.
Hij liet het volk van Athene voor 10 jaar zijn wetten bezweren, reisde in dien tijd in vreemde landen en bezocht o. a. Lydië, waar hij volgens het gewone verhaal Croesus leerde, dat men geen mensch gelukkig kan noemen vóór zijn dood. Ook is hij een talentvol dichter, en bekend is zijn elegie, waarmede hij de Atheners tot de verovering van Salamis aanspoorde.