Kerken Maastricht

Jac. van Term (1979)

Gepubliceerd op 05-02-2024

Eerste Minderbroeders kerk

betekenis & definitie

(Rijksarchief)

Sinds jaar en dag zijn de Minderbroederskerk en, later ook, het klooster aan de Sint Pieterstraat ingericht als Rijksarchief voor Limburg. Waar ze, met hun massieve gevels, een van Maastrichts meest rustieke hoeken accentueren en rust en statigheid uitstralen. Rustig, echter, is het in en rond kerk en klooster van de Minderbroeders verre van geweest sedert hun komst naar Maastricht. Waar ze eerst aan de Pieterstraat een paar huizen bewoonden om er dan, in 1234, ingevolge verlof van de Luikse bisschop Jan van Eppes een klooster te stichten. Nog geen eeuw later, omstreeks 1300, verrees naast het klooster de kerk. Die in 1400 gereed kwam en die, zij het in 1880 en volgende jaren door de bouwmeesters dr.

P. Cuypers en J. van Lokhorst grondig gerestaureerd, prachtig intact is gebleven. Een kerk die graag vergeleken wordt met de elegante gotische basiliek van Meerssen. Een schoolvoorbeeld van de bloei van de gotiek in de Maasgouw die zich met name in de kerken van de bedelorden manifesteerde. Vooral vanuit de binnentuin is het 14de eeuwse kerkgebouw met het spel van luchtbogen het beste te bewonderen. Die met de steunberen pas later, en wel in 1485, zijn aangebracht omdat de kerk toen op invallen stond.

Van de restauratie is meteen geprofiteerd om het koor te vergroten en de kapellen uit te breiden. Tegen een wand die dit koor van het schip scheidt, bevindt zich een 15de eeuwse voorstelling van de Blijde Boodschap. Vrijwel de enige die is overgebleven van de schitterende muurschilderingen die de kerk eens sierden. De kerk, met zuilen van Naamse steen met, vanzelfsprekend bijna, Maaslandse kapitelen, moet ook veel kostbaarheden bezeten hebben. Waaronder een kunstig uit hout gesneden muurbekleding en een zevenarmige kandelaar die de bekende Maastrichtse ’geelgieter’ Aert van Tricht in 1492 uit brons had gegoten. In 1624 schonk de Maastrichtse magistraat een altaar dat, evenwel, naar de Nieuwenhofkerk verdween waar het later weer door een ander is vervangen.

Dat altaar moet, bij de Minderbroeders, in de Mariakapel rechts van het koor, in het verlengde dus van de zuidbeuk, zijn neergezet. Waar toen al, veel langer, een beeld van Onze Lieve Vrouw stond dat, later, als de Sterre der Zee vermaard én vereerd is geworden. Een beeld uit het prille begin van de 15de eeuw, behorend tot de groep van ’schone madonna’s’ waarvan er meer in het Rijnland te vinden waren, en bestemd voor de woonvertrekken van regeerders en andere voorname personen. Het Mariabeeld is, hoogstwaarschijnlijk, door een intredende lekebroeder meegebracht. Zijn naam was ridder Nicolaus van Harlaer - raadsman en opperhofmeester van de prins-bisschop Louis de Bourbon van Luik - die, op 25 mei 1474, op 101-jarige leeftijd overleed. Vooral met de paasdagen was de Sterre der Zee het doel van talloze bedevaarten.

En op paasmaandag werd het miraculeuze beeld door de straten van de stad rondgedragen, op de voet gevolgd door een stoet van geestelijken, de magistraat, de meesters der ambachten en alwie zich Maastrichtenaar voelde. Het zal nog vele malen herhaald worden. Maar ook de Minderbroeders - en daarmee hun kerk en klooster - kregen heftig te lijden van de ene onlust en belegering van de stad na de andere. In 1578 moesten de paters de stad voor het eerst verlaten toen de Staatse troepen Maastricht hadden bezet. Hun klooster was verwoest en Willem van Home maakte van de kerk een kazerne. Een jaar erna stond de hertog van Parma de Minderbroeders echter weer toe terug te keren. Na dertig jaar hadden ze hun klooster eindelijk weer herbouwd.

In 1638 was hun gardiaan Servatius Vinck een van degenen die na het ’grouwelick verraet’ op het Vrijthof werden onthoofd. Waarna al de Minderbroeders, evenals de Jezuïeten, het jaar erop werden gedwongen de stad op staande voet te verlaten. De Minderbroeders trokken de volgende dag, op de 25ste juli van het jaar 1639 dus, in processie naar het vroegere klooster ’ter Observanten’ van de Franciscanen-Observanten op de Sint Pietersberg. Die reeds in 1578, eveneens, uit hun klooster waren verjaagd dat daarop in brand was gestoken. De Minderbroeders uit de stad herbouwden de kerk die in 1640 klaar kwam en die op 10 september 1648 werd geconsacreerd. Ze richtten er ook weer een klooster op in gotische stijl waaraan, daar op Slavante, vandaag de dag alleen nog een kaal kapelletje, met het jaartal 1681, herinnert.

Nadat de Fransen Maastricht in 1673 hadden ingenomen, vroegen de Maastrichtenaren koning Lodewijk XIV, die zich in de stad bevond, of de ’broun paoters’ mochten terugkeren. Het verzoek werd ingewilligd. Hun klooster was intussen voor een deel als gereformeerd weeshuis en voor een deel als militair hospitaal ingericht. De kerk was zelfs in twee etages verdeeld en diende als tuighuis. De paters moesten voorlopig genoegen nemen met enkele huizen aan de Bredestraat. Waar ze zich voor hun diensten bedienden van de Sint Jacobskapel op de hoek met het Vrijthof.

In 1675 beval de magistraat der stad pater-provinciaal om het beeld van de Sterre der Zee - dat zo lang bij de Minderbroeders in Tongeren in veiligheid was gebracht - terug te brengen naar Maastricht. In triomf werd het beeld via het Slavanteklooster door Maastricht ingehaald. Waar het eerst acht dagen in de Sint Servaaskerk werd uitgestald en toen in de kapel van Sint Jacob.

Na de Vrede van Nijmegen konden de paters, in 1678, weer over een vleugel van hun klooster aan de Pieterstraat beschikken. Enkelen van hen, evenwel, bleven op Slavante zodat de paters, in geval van nood, van een toevluchtsoord verzekerd waren. Het klooster bleek al gauw te klein. Het was deels nog in gebruik als hospitaal en de kerk, nog altijd, als tuighuis. De ziekenzaal in het klooster werd toen maar tot kapel ingericht. Toen hier, bovendien, het beeld van de Sterre der Zee werd geplaatst, ontstond er zo’n overstelpend grote toeloop dat de paters moesten omkijken naar een andere plaats in de stad voor nieuwbouw. Zo’n plaats vonden ze aan de Tongersestraat waar ze, in 1669, hun tweede klooster en kerk in Maastricht mochten oprichten.

Tot 1797 bleef het klooster aan de Sint Pieterstraat hospitaal om later als kazerne dienst te doen. De kerk, evenwel, bleef tuighuis tot in 1865 om dan ook kazerne te worden en gymnastiekzaal voor de soldaten. Kort erna richtte het Departement van Binnenlandsche Zaken er het Rijksarchief voor de provincie Limburg in. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog werd het klooster dat woningen, vergaderzalen en pakhuizen herbergde - en waarvan niet veel meer was overgebleven dan een gevel van de vroegere westvleugel - geheel hersteld en herbouwd ten behoeve van, eveneens, het Rijksarchief.

< >