(Klevarie)
Al verschillende malen heeft het Burgerlijk Armbestuur, tevergeefs, bij het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk aangeklopt om een subsidie voor de restauratie van de kapel van het complex Calvariënberg, het tegenwoordige Klevarie.
In maart 1969 liet de hoofddirecteur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg weten dat hij zich kon verenigen met de voorgestelde restauratie alsook met de plannen daartoe van architect W. M. Schellinx. Hij kon, echter, geen subsidie toezeggen. In mei 1975 herhaalde hij namens de minister van CRM, desgevraagd door het Burgerlijk Armbestuur in oktober 1974, dat er voorlopig geen geld zou zijn: ’Ik geef u in overweging over enkele jaren opnieuw deze aangelegenheid aanhangig te maken’. Zodat het krantje van Calvariënberg ’Eus eige Gezét’ in mei 1968 blij - zij het voorbarig zoals achteraf bleek - had bericht dat de kapel langszij de Calvariestraat grondig zou worden opgeknapt.
De lotgevallen van de kapel zijn, uiteraard, ten nauwste verweven met die van Calvariënberg waarvoor, in 1628, de grondslag werd gelegd door een jonge Maastrichtse vrouw: Elisabeth Strouven. Omdat zij het met haar tweede moeder niet kon vinden had zij haar ouderlijk huis verlaten. Om kindermeisje te worden, een paar jaar later een naaischool te beginnen en toen, met haar zus Maria, dochter Elisabeth van burgemeester Dries en nog drie andere vriendinnen, een gemeenschap te stichten. Met een heel ander doel dan tot dan toe de gewoonte was: de christelijke naastenliefde vrijwillig beoefenen door de lijdende mens bij te staan zonder zich aan een bijzondere kloosterregel te binden. Burgemeester Gerard Dries voelde veel voor deze ideeën. En schonk op de Kommel - zoals de huidige Calvariestraat daar toen zo heette - een huis dat Elisabeth Strouven met haar volgelingen op goede vrijdag van het jaar 1628 betrok.
Daarom gaf zij het gesticht ook de naam Calvariënberg. Rond het huis werden tuinen en terreinen aangekocht waarop een grote paardestal tot kapel werd omgebouwd. In 1629 las deken Wynand van Gelder er voor het eerst de H. Mis.
Na de dood van Elisabeth Strouwen, op 23 oktober 1661, trokken de zusters zich terug in het Belgische Hoesselt. De nonnen van Sint Annadal namen toen, in 1670, haar intrek in Calvariënberg. Waar zich, later, de beide communiteiten verenigden om een streng, contemplatief leven te gaan leiden. Daarmee gaven zij het verplegen op van de lijdende mens, waarmee zij zich vol overgave en vaak met veel moed hadden bezig gehouden: de pestlijder en de gewone soldaat, de zieken en de krankzinnigen, de armen en de bejaarden der stad. Tot het Franse bewind beleefde het klooster een zekere bloei. Toen werd het geheel ommuurde complex, op 12 april 1797, voor 17.100 franken verkocht aan het gemeenteraadslid Louis Rigano.
Die zelf in het klooster ging wonen en de rest ervan en de kapel tot katoenfabriek inrichtte. Hij liet de zusters wel alle kerksieraden en meubelen meenemen en alles wat ze verder wensten. De stoffelijke resten van Elisabeth Strouven, zuster Dries en nog twee geestelijken werden, met de grafsteen, naar de Sint Nicolaaskerk overgebracht. Vanwaar ze, in 1837 toen deze werd afgebroken, in vier loden kistjes werden bijgezet in de oostelijke krocht van de Onze Lieve Vrouwekerk. Om, op zondag 28 oktober 1956, weer terug te keren naar de kapel van Calvariënberg. In 1820 werd Calvariënberg van de weduwe Rigano gekocht door de regenten van het Algemeen Armbestuur.
Het klooster werd gesticht voor gebrekkigen. In de tuinen werd, in 1821, een ziekenhuis voor arme zieken opgericht.
Van het oorspronkelijke Calvariënberg is weinig meer over. De Rijksuniversiteit Limburg en de gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken hebben bezit genomen van de vroegere gebouwen langs de Abtstraat. Waarachter dan, wat verborgen, de kapel staat, daterend uit 1710, welk jaartal is terug te vinden in het chronogram op een reliëf van hardsteen in de zijgevel langs de Calvariestraat. Het stelt de Moeder van Smarten voor - met doorboord hart - en sierde vroeger de top van de westelijke gevel van de kapel die toen voorgevel was. In dezelfde zijgevel bevindt zich ook nog een poortje waarboven het jaartal 1660 prijkt. Of dit poortje ooit heeft dienst gedaan voor een kapel die daar, wellicht, eerder heeft gestaan, is moeilijk vast te stellen.
In de kapel zijn, in elk geval, altaar en entree met elkaar verwisseld. Destijds was de kapel ’georiënteerd’, met het priesterkoor dus gericht op het oosten. De pilasters ter weerszijden van de vroegere hoofdingang in de westelijke gevel zijn, voor een deel, nog zichtbaar. Oorspronkelijk had de kapel van binnen, waarschijnlijk tenminste, geen pilasters en waren de muren glad. Het metselwerk van het interieur was afgewerkt met een lemen pleisterlaag die door een laag cement met kalk is vervangen bij een ingrijpende wijziging van de kapel in 1902. Dat was kort nadat, in 1891, het nieuwe ziekenhuis Calvariënberg in gebruik was genomen.
Tot dan moet de kapel, vanaf ongeveer 1820, door een vloer In tweeën verdeeld zijn geweest.Boven bevond zich de kapel en beneden woonde de directeur van het gesticht met zijn gezin. Nadat hij in 1858 naar de Abtstraat was verhuisd, kwamen gelijkvloers werkplaatsen.
Het verwisselen van entree en altaar, in 1902 dus, is vermoedelijk gedaan om de kapel beter bereikbaar te maken voor de bejaarde bewoners van het Godshuis. Dat in die dagen nog het belangrijkste onderdeel van Calvariënberg was.
Toen, in 1952, de nieuwe psychiatrische inrichting tot stand kwam in het zusterhuis van het, alweer, voormalige ziekenhuis, werd de kapel hier gehandhaafd. Maar, zo werd benadrukt, deze zou niet speciaal dienst gaan doen als kapel voor deze inrichting. De grote kapel van het hele gesticht Calvariënberg blijft beschikbaar ook voor die patiënten van de psychiatrische inrichting die hier vroeger de godsdienstoefeningen bijwoonden.
Tenslotte maakten de allermeeste gebouwen langs de Abtstraat plaats voor een gloednieuwe verpleegkliniek voor somatisch zieken en psychisch gestoorde bejaarden.
Klevarie, zoals de kliniek sindsdien heet, werd in 1976 officieel geopend. De meer dan twee en een halve eeuw oude kapel staat er thans wat afzijdig bij. ’Met smart’ te wachten op een restauratie en dan meer in harmonie met de gebouwen én het gehele gebeuren van Klevarie.