South Sea Company, Engelsche handelsmaatschappij, opgericht in 1711, voortkomend uit de dwaze speculatiezucht, die in de eerste decenniën der 18e eeuw de West-Europeesche landen had aangegrepen (vgl. o.a. Law en zijn Compagnie des Indes in Frankrijk, en voor Nederland → Actiehandel).
De Zuidzee-Compagnie verkreeg o.a. octrooi voor den handel op Zuid-Amerika en de eilanden in de Stille Zuidzee, doch het bewind werd eerst op onbekwame wijze, ten slotte ook frauduleus gevoerd. In 1719 stelden de directeuren aan de Britsche regeering voor de geheele Staatsschuld over te nemen.
Ondanks den tegenstand der Whigs werd het voorstel aanvaard door de Tory-regeering, waarvan verschillende leden zich bij de nu volgende transacties compromitteerden. In enkele weken brachten de directeuren der Compagnie ruim de helft van de houders der staatsschuld-annuïteiten ertoe deze in te wisselen tegen aandeelen in de Compagnie.
De aandeelen stegen van 1281/2 tot 1 000. Verblind door het succes der Z. gingen ook anderen over tot het stichten van talrijke compagnieën (ca. 100).
Deze verdwazing (the South Sea b u b b l e) noopte het Parlement tot ingrijpen: 86 compagnieën werden onwettig verklaard. In Nov. 1720 waren de aandeelen der Zuidzee-Compagnie gedaald tot 135.Velen, ook in Nederland, waren geruïneerd. De Toryregeering moest aftreden en met → Walpole, die in zijn langdurig bewind de financieele ontreddering voor een groot deel wist te bezweren, kwamen voor lange jaren de Whigs aan het bestuur. De Zuidzee-Compagnie heeft verder een onbeteekenend bestaan gerekt tot in de 19e eeuw.
Lit.: Erleigh, The South Sea Bubble (1933).