Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Zoutleeuw

betekenis & definitie

gem. in Belg. Brabant, ten N.O. van Tienen; ca. 2 200 inw. (vnl.

Kath.); opp. 963 ha; landbouw. Bedevaartplaats.

Merkwaardigheden: St. Leonarduskerk met tabernakel- of sacramentstoren (18 m hoog, door C. de Vriendt (1552); beeld en retabel van St.

Leonardus; koperen Paaschkandelaar (5,18 m hoog) en koorlessenaar (15e eeuw); prachtig schilder- en beeldhouwwerk in de talrijke kapellen; oude. Hallen, thans Rijkswacht; stadhuis (1538); het huis „De Helspiegel”; kapel van O.

L. Vr. in het gehucht Ossenwee: (bedevaartplaats).Ghoos.

Lit.: P. V. Bets, Zout-Leeuw (2 dln. 1888); L. Van Roey, O. L. Vr. v. d.

Ossenweg te Zoutleeuw (1913); St. Leurs, St. Leonarduskerk (in: Toerist, jg. 1924 blz. 129); De Brabantsohe Folklore (1924, nrs. 20-21-22).

Geschiedenis. Z. dankt zijn bestaan aan den waterweg der Geete en aan zijn kasteel in het diepe der vallei en werd stad op het einde der 12e eeuw. Behoort tot de „zeven steden van Brabant”. De lage ligging („leeuw” = weide) liet toe de stad door overstrooming van het omliggende land voor wapengeweld te beschutten. Hieraan is dan ook het behoud van zooveel oud kunstwerk te danken. De heerlijkheid van Leeuw bleef steeds aan de hertogen van Brabant.

Prims.

< >