de schijnbare verduistering van de zon door de maan. Aangezien het middelpunt van de zonschijf langs de ecliptica beweegt, het middelpunt van de maanschijf echter langs de maanbaan, die de ecliptica in de beide → knoopen snijdt, is het 1° noodig, dat de maan in of nabij een der knoopen staat en 2° moet de zon bij denzelfden knoop staan, anders gezegd: het moet nieuwe maan zijn.
Nu vertoont zich de zonschijf als een cirkel, waarvan de middellijn, wegens den veranderlijken afstand van de zon tot de aarde, tusschen 311/2' en 321/2' varieeren kan (→ Schijnbare afmeting). Evenzoo varieert de middellijn der maan tusschen 291/2' en 331/2', terwijl voor de schijnb. afmeting der maan ook de plaats van den waarnemer op aarde een rol speelt.
Blijkbaar kan zoowel de zon als de maan het grootst zijn. Het is insgelijks duidelijk, dat een totale z. alleen plaats heeft op zulke tijden en plaatsen, waarop de maanschijf minstens zoo groot is als de zonschijf; is de maanschijf kleiner, dan kan hoogstens een ringvormige z. plaats hebben, terwijl de z. gedeeltelijk is, als de in het begin aangegeven voorwaarde, dat zon en maan tegelijk den knoop moeten bereiken, niet voldoende vervuld is.
Hetzelfde is ook zoo uit te drukken, dat wij ons in de schaduw der maan bevinden in geval van een zonsverduistering en wel dat de kernschaduwkegel de aarde treft ter plaatse van een totale zonsverduistering, het verlengde van den kernschaduwkegel daarentegen ter plaatse van een ringvormige z. en de halfschaduwkegel ter plaatse van een gedeeltelijke z. Door de beweging van zon en maan en de aswenteling van de aarde beweegt de schaduw over het aardoppervlak en wel in het algemeen van West naar Oost, met een snelheid van ongeveer 2.000 km per uur.
De kernschaduw kan maximaal een middellijn van 420 km hebben en de totale z. kan voor een bepaald punt op aarde maximaal 8 minuten duren. Als het laatste zonlicht achter de maan verdwijnt, valt plotseling een duisternis in, de temperatuur daalt en op de plaats van de zon ziet men de maan zich zwart tegen den lichten achtergrond van de corona afteekenen.Voor de sterrenkunde is een totale z. van groote beteekenis. Als de maanschijf de zon gaat bedekken, biedt de smaller wordende zonnesikkel gelegenheid tot bestudeering van de buitenste zonnelagen, wier licht in gewone omstandigheden door de volle zon overstraald en voor waarneming ontoegankelijk blijft. Ook de zonnecorona is buiten z. moeilijk te bestudeeren. Verder kan een der consequenties der alg. → relativiteitstheorie ten tijde eener totale z. aan de waarnemingen getoetst worden. Tenslotte kan onze kennis van de verhoudingen der afstanden en afmetingen van zon, aarde en maan bij elke z. worden verbeterd. de Kort.
Z. bij den dood van Christus. Vermelden de Evangelisten Matthaeus en Marcus, dat bij Jesus’ dood duisternis over de aarde kwam, Lucas zegt, dat de zon ophield te schijnen. Een echte z. kan niet bedoeld zijn. Sommige exegeten meenen, dat de geheele aarde in duisternis gehuld was, andere spreken van een verduistering van Palestina of van Jerusalem en omstreken. Het wonderbaar karakter van het feit kan niet ontkend worden, al zijn vsch. verklaringen mogelijk.
C. Smits.